Ga door naar hoofdcontent
ArtikelenDe Kennisagenda 2024

De Kennisagenda 2024

Woensdag 27 december 2023

Vijftien onderzoeksvragen. Op dat aantal hoopt de projectgroep die de namens de NVLF de Kennisa­genda 2024 samenstelt, uit te komen. ‘Die vragen geven dan de belangrijkste kennishiaten binnen de logopedie van dit moment weer, opgehaald uit de praktijk en de wetenschap’, vertelt Ellen Gerrits, NVLF-hoogleraar Logopediewetenschap (Universiteit Utrecht), lector Logopedie (Hogeschool Utrecht) en voorzitter van de projectgroep. ‘De Kennisagenda geeft zo een focus aan in het onderzoek en is daarmee ook een kwaliteitsinstrument, want via de ontwikkeling van nieuwe kennis en tools verbeteren we de kwaliteit van de logopedie.’

Dat betekent niet automatisch dat die onder­zoeksvragen de komende jaren ook allemaal beantwoord zullen gaan worden. ‘Zo rechttoe rechtaan is het helaas niet’, aldus Hanneke Kalf, logopedist en universitair docent revali­datie aan het Radboudumc en projectgroeplid. ‘Maar we kunnen dan wel zeggen: Dít zijn de meest urgente vragen waar onderzoeksgeld naartoe zou moeten gaan.’

Opschonen en selecteren

Hanneke Kalf

Op het moment van schrijven staan er nog ruim 250 vragen op de lijst. Deze zijn opge­haald bij de NVLF-leden, docenten aan de logopedieopleidingen, logopedisten die werken bij kennisinstituten (hogescholen, universitaire ziekenhuizen), verwijzers en patiëntenverenigingen rondom drie verschil­lende thema’s die zijn afgestemd met het NVLF-bestuur. Het merendeel van de vragen valt binnen het eerste thema ‘Effectiviteit en werkingsmechanismen van het logopedisch handelen’. Maar ook binnen de andere thema’s, ‘Samenwerken en juiste zorg op de juiste plek’ en ‘Preventie en substitutie’ zijn de nodige kennishiaten aangedragen. Met deze thema’s sluit de Kennisagenda aan bij landelijke ont­wikkelingen in de zorg.

‘Die enorme lijst gaan we nu eerst zelf opscho­nen’, vertelt Kalf. ‘Niet al die vragen zijn te beantwoorden met wetenschappelijk onder­zoek. En sommige zijn juist al beantwoord, maar die resultaten hebben de praktijk blijk­baar niet bereikt.’ Dat is niet verrassend, vinden beide logopedist-onderzoekers. ‘Als logopedist kijk je natuurlijk niet elke avond op PubMed of er nog nieuwe evidentie is die je morgen kunt toepassen’, aldus Gerrits. ‘Maar er is duidelijk wel behoefte aan een makkelijk beschikbaar overzicht van alle methodieken en therapieën die al evidence-based zijn.’ Kalf vult aan: ‘Het is alleen de vraag of daar onderzoeksgeld aan besteed moet worden of dat dat meer een taak is voor de opleidingen en andere cursus­aanbieders. Maar implementatie is absoluut een heel belangrijk onderwerp.’

Na deze preselectie zal de lijst al aardig korter zijn. Kalf: ‘Dan maken we in een bijeenkomst met alle belanghebbenden de volgende stap. In kleine groepjes onderhandelen de aanwezi­gen op basis van argumenten over de priorite­ring. Misschien zien zij ook wel overlap tussen vragen, die dan samengevoegd kunnen wor­den, of die juist specifieker moeten worden.’ Daarna zal de projectgroep in diverse online sessies het aantal vragen terugbrengen tot de beoogde vijftien, waar ten slotte ook de Wetenschapsraad nog naar zal kijken. ‘We weten natuurlijk dat we nooit iedereen tevre­den kunnen stellen’, stelt Gerrits. ‘We moeten echt selecteren om uit te komen op die vijftien vragen die we op dit moment het belangrijkst vinden.’

Winst uit 2018

Ellen Gerrits (foto: Femke van den Heuvel Fotografie)

Op de lijst staan ook vragen afkomstig uit de eerste Kennisagenda, die is opgesteld in 2018. Die lijst bestond uit maar liefst vijftig onder­zoeksvragen. ‘We waren toen zo ambitieus dat we heel veel vragen hadden verzameld’, vertelt Gerrits. ‘Ik denk dat dat goed was, want het gaf aan dat we veel vragen belangrijk vonden om te beantwoorden. De vragen die nog open­staan, nemen we nu weer mee in de priorite­ringssessies. Als ze nu nog steeds belangrijk zijn, komen ze vanzelf weer bovendrijven.’

Een groot deel van de vragen uit de Kennisagenda uit 2018 is opgepakt in projecten en is inmiddels ook beantwoord. ‘We hebben bijvoorbeeld het project CommuniCare uitgevoerd over communicatie tussen zorgprofessionals en mensen met afasie’, vertelt Gerrits. ‘Dat heeft een praktisch trainingsprogramma opgeleverd waarmee logopedisten andere zorgprofessionals op bijvoorbeeld een afdeling Neurologie kunnen trainen in het goed communiceren met mensen met afasie na een beroerte.’ Lees hier meer over op pagina 14.

Uiteindelijk bleek de winst in dit project zelfs driedubbel. ‘Het heeft een waardevol product opgeleverd voor logopedisten, andere zorgprofessionals en met name voor mensen met afasie. Maar het heeft ook tot een promotie geleid, dus we hebben een logopedist kunnen opleiden tot wetenschappelijk onder­zoeker. Daarnaast is er veel kennis ontwikkeld, die ook weer allemaal gepubliceerd is.’

De Kennisagenda biedt mogelijkheden in het uitbreiden van onderzoekscapaciteit binnen de logopedie en zorgt voor relevante nieuwe kennis en producten. Gerrits: ‘Er loopt momenteel ook een onderzoeksproject naar zelfervaren com­municatieve participatie van kinderen en jongvolwassenen.

Er wordt een itembank met vragen ontwikkeld en ook een methode om hiermee samen participatiedoelen op te stellen. Dit project sluit aan bij een van de centrale vragen in de eerste kennisagenda: hoe kunnen we communicatieve participatie systematisch meenemen in therapie? Bij dit project zijn veel logopedisten betrokken: om te helpen bij de werving van kin­deren en jongvolwassenen met communicatieproblemen, als deskundige eindgebruiker en als logopedist-onderzoeker.’

Samenwerken

De Kennisagenda Logopedie staat niet op zichzelf; ook andere beroepsverenigingen prioriteren eens in de vijf jaar hun kennishiaten. Het verzoek daarvoor komt uit het ministerie van VWS. ‘We hebben allemaal de opdracht om de zorgkosten niet verder te laten stijgen, maar we willen wel kwaliteit in de zorg kunnen borgen’, legt Gerrits uit. Daarom staan niet alleen vragen over effectiviteit op de Kennisagenda, maar ook vragen over samen­werken, zorg op de juiste plek, preventie en substitutie. ‘Soms moet je nadenken of je ook op een andere manier kan werken en of het dan nog steeds effectief is. Dat kun je voor een deel met onderzoek uitzoeken.’ Kalf: ‘Op onze lijst staat bijvoorbeeld ook een aantal vragen ‘Hoe kan een logopedie-assistent bijdra­gen aan…’, dus dat leeft ook al in het werkveld.’

Het samenwerken met andere beroepsgroepen vindt al plaats bij het samenstellen van de verschillende Kennisagenda’s. ‘De KNO-vereniging is toeval­lig ook nu bezig met het opstellen van een Kennisagenda en zit daarbij in dezelfde fase als wij’, vertelt Kalf. ‘Dus overleggen we, zodat de KNO-vragen ook echt op de KNO-agenda belanden en de logopedische vragen bij ons. Het blijkt heel nuttig om dat met elkaar af te stemmen.’

Invloed op onderzoek

De nieuwe logopedische Kennisagenda wordt in maart 2024 gepresenteerd en levert volgens beide logopedisten zeker voldoende onder­werpen op om er weer vijf jaar mee verder te kunnen. Gerrits: ‘Vijftien vragen wil niet zeggen dat je ook vijftien onderzoeksprojecten hebt. Uit één vraag kunnen zo meerdere projecten komen. Als je bijvoorbeeld de effectiviteit van hybride zorg wil onderzoeken, zal dat voor kinderen op school heel anders zijn dan voor patiënten in een ziekenhuis.’

Is al dat onderzoek echt nodig? ‘Binnen de logopedie maken we natuurlijk heel veel gebruik van kennis die vanuit andere discipli­nes is ontwikkeld’, vertelt Gerrits. ‘Bij kinderen met een TOS gebruiken we bijvoorbeeld theo­rieën uit de taalwetenschap over de vroege taalontwikkeling, maar ook uit de pedagogische wetenschappen en de ontwikkelings­psychologie. Maar al die onderzoekers weten niet hoe een logopedische behandeling bij kinderen met een TOS er op dit moment uitziet en of die behandeling effectief is.’

Kalf: ‘Andere vragen zijn juist uit de logopedie zelf ontstaan, zoals verstaanbaarheidsbehan­deling van parkinsonpatiënten; ook een vraag uit de vorige kennisagenda die inmiddels is beantwoord.’ ‘En voor onze cliënten is het ook ontzettend belangrijk dát we vragen stellen, zodat je weet wat de meerwaarde is van je eigen handelen’, legt Gerrits uit. ‘Daarom ben ik ontzettend blij met een eigen Kennisagenda: wij weten als logopedisten natuurlijk het aller­beste welke vragen en welke knelpunten er nog zijn. Het is superbelangrijk dat we dit doen en zo invloed hebben op het onderzoek dat we echt voor de praktijk nodig hebben.’

Auteur(s)

Afbeelding voor Erica Renckens

Erica Renckens