De NVLF heeft hierover navraag gedaan bij een expert. De conclusie was dat het vertalen van een vragenlijst niet zo eenvoudig is als het lijkt. Het is lastig om bepaalde terminologie naar een andere taal te vertalen. De vraag is dan of je nog wel meet wat je wilt meten. Ook zit je met de feedback die je terugkrijgt in een vreemde taal. Die moet ook weer vertaald worden naar het Nederlands. De NVLF heeft besloten om dit jaar (2019) de PREM vragenlijst niet te vertalen in andere talen.
Samen met PPN onderzoekt de NVLF de mogelijkheden om de vragenlijsten te kunnen vertalen.
Veelgestelde vragen
Arbeidsvoorwaarden
De hogescholen hebben afspraken over de hoogte van de vergoeding die zij bieden voor het geven van een gastles. Als u elders een gastles verzorgt kunt u bij het bespreken van de hoogte van de vergoeding rekening houden met het aantal uren voorbereiding, de duur van de gastles, de reistijd en eventueel werk achteraf.
Gedurende de eerste 9 maanden na de bevalling heeft de werknemer het recht het werk te onderbreken om in alle rust en afzondering haar kind borstvoeding te geven dan wel af te kolven. Er dient voor de moeder op de werkplek een hygiënische en van binnen afsluitbare kamer te zijn. De onderbreking kan zo vaak en lang als nodig is plaatsvinden, maar niet langer dan ten hoogste een vierde van de arbeidstijd per dienst.
Gedurende de eerste 9 maanden na de bevalling heeft de werknemer het recht het werk te onderbreken om in alle rust en afzondering haar kind borstvoeding te geven dan wel af te kolven. Er dient voor de moeder op de werkplek een hygiënische en van binnen afsluitbare kamer te zijn. De onderbreking kan zo vaak en lang als nodig is plaatsvinden, maar niet langer dan ten hoogste een vierde van de arbeidstijd per dienst.
Als zelfstandige heeft u recht op zwangerschaps- en bevallingsverlof van minstens 16 weken. Mogelijk komt u in aanmerking voor een ZEZ-uitkering. ZEZ staat voor de regeling Zelfstandige en Zwanger. Deze uitkering kunt u aanvragen bij UWV. De uitkering loopt gelijk met het zwangerschaps- en bevallingsverlof. Klik hier voor meer informatie.
Er vindt volledige opbouw van vakantie plaats tijdens ziekte. Als de zieke medewerker met vakantie gaat, worden deze vakantiedagen van het verlof afgeschreven.
De wettelijke vakantiedagen (viermaal het aantal uren dat per week wordt gewerkt) vervallen na 6 maanden in het daaropvolgend jaar . Voor de bovenwettelijke dagen geldt een termijn van vijf jaar. Deze vervaltermijn geldt niet als de medewerkerkers redelijkerwijs niet in staat zijn geweest om vakantie op te nemen. Bijvoorbeeld door toedoen van de werkgever of door (ernstige) ziekte. Er is geen uitzondering voor werkneemsters met zwangerschapsverlof. Wie met zwangerschapsverlof gaat doet er goed aan om de opgebouwde vakantiedagen daarna snel op te nemen om te voorkomen dat ze vervallen.
Een logopedist mag doorwerken na zijn/haar 65e jaar. Het beleid van de zorgverzekeraars kan op dit punt verschillend zijn. Een zorgverzekeraar kan contractueel vastleggen of aan een logopedist van 65 jaar of ouder wel/geen contract wordt aangeboden. In de meeste contracten van de zorgverzekeraars wordt deze beperking niet (meer) opgenomen. Gezien de discussie over de verhoging van de pensioenleeftijd is deze discussie tijdens de CAO onderhandelingen actueel. Raadpleeg uw CAO voor de afspraken.
In het merendeel van de CAO’s is er niets geregeld over het bieden van een stagevergoeding. Het is dan afhankelijk van het beleid van de instelling of er wel of geen vergoeding wordt geboden. Voor de vrije vestiging is er helemaal niets geregeld. Een stagevergoeding is niet wettelijk verplicht.
Tijdens de proeftijd kan altijd de arbeidsovereenkomst worden opgezegd. Er hoeft hiervoor geen reden opgegeven te worden, tenzij de werknemer hierom vraagt. Er is geen toestemming nodig van het UWV. Ook hoeft er geen rekening gehouden te worden met de opzegverboden en opzegtermijnen.
Een proeftijd is niet verplicht. Indien werkgever en werknemer een proeftijd overeenkomen moet dit wel schriftelijk worden vastgelegd. De proeftijd is maximaal één maand bij een arbeidsovereenkomst korter dan twee jaar. De proeftijd is maximaal twee maanden bij een contract van meer dan twee jaar, of voor onbepaalde tijd. Bij een tijdelijke arbeidsovereenkomst korter dan zes maanden mag er geen proeftijd worden opgenomen.
Om een stagiaire te kunnen begeleiden is de logopedist ten minste twee jaar werkzaam als gediplomeerd logopedist. Voor meer informatie zie de beroepscode, artikel 16.
Covid-19
Wil je meer weten over het Corona-virus dan verwijzen we je graag naar deze pagina.
Ook in het dossier houden we je op de hoogte.
DTL
Formeel is dit de huisarts. Het is een optie om hem ook te sturen naar de jeugdarts (indien toestemming)
Deze is gratis voor NVLF leden, er komt een herziene versie van de e-learning en zal naar verwachting in november beschikbaar worden gesteld. Houd hiervoor de nieuwsbrief en de website www.nvlf.nl/dtl in de gaten.
Kort en doelgerichte verslaglegging zoals weergegeven in de HASP is voldoende. Lange verslagen behoren (ook bij een verwijzing) al wat langer tot het verleden. De herziening van de richtlijn verslaglegging en dossiervorming zal hier meer duidelijkheid in geven.
Verslaglegging gaat volgens de richtlijn HASP – Paramedici (hoofdstuk 5) en verloopt kort en bondig . Zorgdomein is hier al op ingesteld. HASP is nog niet volledig geïmplementeerd, vandaar dat onze richtlijn Verslaglegging en Dossiervorming worden aangepast naar het format van de HASP. Binnenkort zullen er ook voorbeeld formats verschijnen van hoe verslaglegging er uit komt te zien.
De voordelen van DTL is dat de cliënt geen tussenpersoon meer is tussen de logopedist en huisarts en de verantwoordelijkheid heeft voor de verwijzing. Een ander voordeel is dat er sprake is van tijdswinst, omdat de logopedist niet meer hoeft te beredeneren bij de huisarts waarom er een verwijzing nodig is. Ook het (digitaal) archiveren van verwijzingen behoort in veel gevallen tot het verleden. De enige handeling die daarvoor in de plaats komt is het verzenden van een kort verslag volgens de richtlijn HASP- paramedici van maximaal 5 a 10 regels.
Door als logopedist Direct Toegankelijk te zijn verhoog je jouw professionaliteit en autonomie, omdat jij als logopedist bepaalt of een cliënt bij jou op de juiste plaats is, in plaats van de huisarts die er niet altijd verstand van heeft.
Na de DTL-screening mag er direct gestart worden met de anamnese, onderzoek en behandeling.
Voor studenten afgestudeerd in 2010 is het volgen van de training DTL/ICF verslaglegging noodzakelijk. Vanaf 2010 wordt de training standaard in het curriculum opgenomen.
Een logopedist KAN een vragenlijst plaatsen op zijn website waarin patiënten wordt gevraagd een aantal vragen te beantwoorden, voordat hij bij de logopedist op bezoek komt voor de DTL-screening. Deze vragenlijst kan en mag de DTL-screening door de logopedist NIET vervangen. Een dergelijke vragenlijst kan de patiënt helpen: om zich voor te bereiden op het gesprek met de logopedist; zelf te bepalen of hij wel dan niet bij de logopedist thuis hoort met zijn vraag/klacht (voorselectie door patiënt zelf). Hoe werkt dit in de praktijk? Een logopedist kan een vragenlijst op zijn website plaatsen. Als de patiënt belt om een afspraak te maken voor een DTL-screening kan de logopedist de patiënt vragen om deze vragenlijst in te vullen als voorbereiding op het gesprek.
Dit is een bewuste keuze. Door als logopedist zelf vragen te formuleren, kunnen de vragen worden afgestemd op zowel het niveau van de patiënt als op de hulpvraag van de patiënt.
De DTL-screening omvat het geheel van binnenkomst patiënt tot en met eindadvies van de logopedist. Tijdens deze DTL-screening vindt plaats: Kennismaking; Bespreken hulpvraag patiënt; Toetsen op aanwezigheid rode vlaggen; Bespreken huisarts wel/niet informeren over uitkomsten DTL-screening; Bevindingen / eindadvies logopedist.
Nee. U hebt de training gevolgd en mag patiënten via DTL zien. Het is de keuze van de logopedist zelf of hij/zij zich wil profileren met DTL.
Nee, er is geen landelijk registratiesysteem waarmee de NVLF dit monitort. Men kan dit wel monitoren per praktijk of instelling.
De NVLF vindt een centrale intake geen gewenste situatie. Iedereen die wil werken met DTL-patiënten, moet een DTL-training hebben gevolgd. Dit is vanuit het oogpunt van goed hulpverlenerschap wenselijk.
Een shoppende patiënt zal niet willen dat u de huisarts informeert over de bevindingen van de DTL-screening. Dit is de keuze van de patiënt. Aan u is de keuze om te bepalen of de hulpvraag van logopedische aard is en als dit het geval is of u bevoegd bent om deze hulpvraag te behandelen (onbekend = onbekwaam = onbevoegd). Het is niet uw verantwoordelijkheid als logopedist om dit shopgedrag te stoppen. In de praktijk zal de verzekeraar van de patiënt dit shopgedrag signaleren en zo nodig actie ondernemen naar patiënt toe.
Over het algemeen kent de patiënt deze term niet. Wij adviseren om deze term niet te gebruiken bij patiënten/cliënten en anders goed toe te lichten, bijvoorbeeld door het benoemen van bekende en onbekende patronen en vooral goed uit te leggen wat de bedoeling is van het screeningsproces.
De Nederlandse Zorgautoriteit heeft een prestatiescreening afgegeven. In de prestatie is geen tijdsduur voor de DTL-screening vastgelegd.
Mondelinge toestemming is voldoende. De logopedist registreert in het patiëntendossier dat de vraag is gesteld en wat het antwoord is van de patiënt.
In principe informeert de logopedist de huisarts over de bevindingen van de DTL-screening. Dit mag echter alleen als de patiënt/cliënt daarmee akkoord gaat.
Als een patiënt via DTL bij een logopedist komt, is er geen sprake van een verwijzing via een arts. Wel moet de logopedist, bij het aangaan van een overeenkomst met de zorgverzekeraar, de verplichtingen zoals die zijn vastgelegd in de overeenkomst nakomen zoals eisen betreffende de richtlijnen dossiervorming en verslaggeving.
De zorgverzekeraars vergoeden alleen de DTL als de scholing is afgerond. Voor logopedisten afgestudeerd voor 2010 is het volgen van de training DTL/ICF-verslaglegging noodzakelijk.
Vanaf 2010 zijn de hogescholen de training standaard in het curriculum gaan opnemen, in 2016 was dit overal gerealiseerd.
Voor logopedisten die in of na 2016 zijn afgestudeerd is het volgen van de specifieke scholing DTL/ICF-verslaglegging dus niet nodig.
Voor logopedisten die tussen 2010 en 2016 zijn afgestudeerd verschilt dit dus per hogeschool.
Het volgen van de scholing is niet verplicht. Zorgverzekeraars die deze prestatie vergoeden stellen echter de scholing verplicht in de overeenkomsten logopedie. Als je de scholing niet hebt gevolgd, kun je wel patiënten op verwijzing van een arts blijven behandelen.
DTL vraagt een extra competentie van de logopedist. Het methodisch handelen van de logopedist wordt uitgebreid met een screeningsproces. Extra scholing in deze vaardigheid is noodzakelijk tenzij men na 2009 de opleiding heeft afgerond. Vanaf 2010 zit de DTL in het curriculum van de opleiding.
Als logopedist kun je ervoor kiezen om geen patiënten via DTL te behandelen en alleen te blijven behandelen op verwijzing van een arts. De zorgverzekeraar kan niet verplichten om anders te gaan werken.
Het is de verantwoordelijkheid van de patiënt om het advies van de logopedist op te volgen. Een logopedist is niet verantwoordelijk als de patiënt het advies niet opvolgt.
De logopedist kan een patiënt niet verwijzen naar een arts of een andere zorgdiscipline. Wel kan een logopedist de patiënt adviseren om contact op te nemen met de huisarts of gebruik te maken van de directe toegang bij andere paramedische zorgverleners, bijvoorbeeld fysiotherapie, ergotherapie. Als NVLF zijn wij van mening dat als multidisciplinaire behandeling wenselijk is, altijd geadviseerd moet worden om contact op te nemen met de huisarts. De huisarts heeft zicht op alle hulpvragen van de patiënt en zicht op alle zorg waar de patiënt gebruik van maakt.
Er zit een verschil tussen het niet-starten van een behandeling en het tussentijds beëindigen van een behandeling. Als tijdens de DTL-screening blijkt dat de hulpvraag van de patiënt niet bij de logopedist thuis hoort dan mag u de patiënt niet behandelen. Als blijkt dat er wel een relevante hulpvraag is, maar u niet voldoende competent bent om de patiënt te behandelen, adviseert u de patiënt om naar een andere logopedist te gaan.
Casus: Een patiënt verschijnt voor de derde maal op rij niet op een afspraak. De relatie was al niet zo goed en nu wil de logopedist de behandelingsrelatie verbreken. Mag dat?
Advies: Volgens de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO) kan een zorgverlener de behandelingsovereenkomst alleen in geval van gewichtige redenen opzeggen. Bij driemaal niet verschijnen is hiervan niet snel sprake, hoe vervelend ook. Bij vormen van ongepast gedrag, waaronder verbaal geweld, is evenmin snel sprake van gewichtige redenen. Maar ook indien die er wel zijn, dan moet de logopedist noodzakelijke zorg blijven bieden totdat er een andere logopedist is gevonden die de zorg overneemt. De NVLF adviseert in het algemeen om niet eenzijdig tot beëindiging van de behandelrelatie over te gaan. Als logopedist kun je wel de situatie bespreken met de patiënt.Zo kun je aan jouw patiënt voorleggen dat je de indruk hebt dat je niet de juiste zorgverlener voor hem bent om daaraan gezamenlijk de conclusie te verbinden om uit te kijken naar een andere logopedist.Of je kunt met de patiënt bespreken dat je de indruk hebt dat de patiënt minder gemotiveerd is om daaraan gezamenlijk de conclusie te verbinden om de behandeling te stoppen.
De NVLF ontvangt veel mailtjes van leden dat huisartsen geen verwijzingen meer willen uitschrijven. Huisartsen beroepen zich op de vermindering van administratieve lasten. Sinds 2010 is de DTL een vast onderdeel van het curriculum van de opleidingen logopedie. Ook hebben veel logopedisten die de opleiding vóór 2010 hebben afgerond, de DLT-scholing gedaan. De NVLF biedt een e-learning die door leden op elk moment gratis gevolgd kan worden (hyperlink maken). De NVLF is van mening dat DTL een onderdeel is van de huidige praktijkvoering. Er zijn praktijken die er bewust voor kiezen om geen DTL toe te passen in de praktijk. Dat is een keuze die een praktijk kan en mag maken, echter is dat niet de insteek van de NVLF. De huisartsen moeten in deze situatie goed ingelicht worden waarom de patiënten toch een verwijzing nodig hebben. Dit staat los van het feit dat een arts na een rode vlag wel een verwijzing moet uitschrijven als er een indicatie voor de logopedische behandeling is en de arts van mening is dat geen ander onderzoek of behandeling noodzakelijk is. De NVLF weet dat artsen regelmatig na het constateren van een rode vlag geen verwijzing willen uitschrijven. Dat is een foutieve redenatie van de arts. De NVLF verzoekt de LHV en de zorgverzekeraars continu de artsen hierover goed te informeren.
Gezondheidszorg
Ja, dit kan. Instellingen, waaronder verpleeghuizen, kunnen contracten met zorgverzekeraars afsluiten om eerstelijns zorg te bieden.
Nee, de afspraak is dat u dan ingeschaald wordt op een zo gelijk mogelijk salarisniveau (of iets hoger, niet lager). De groeimogelijkheden zijn natuurlijk wel beter.
Logopedisten zijn ingeschaald in FWG schaal 50 of 55. De keuze hiervoor heeft te maken met de inhoud van de functiebeschrijving en is gebaseerd op de zwaarte van de functie. Alle cao’s kennen zogenaamde periodieken. Bij ‘normaal’ functioneren ga je ieder jaar een stap in de schaal omhoog tot het maximum van de schaal bereikt is. Zie verder de cao die op jou van toepassing is.
De NVLF adviseert bij zowel de procedure van functiebeschrijvingen als de waardering van de functie. Wij adviseren hierover contact met ons op te nemen.
De voorlopige functieomschrijving wordt voorgelegd aan de medewerker. Als deze het er niet mee eens is, kan de medewerker bezwaar aantekenen. De procedure staat in de CAO beschreven. Neem contact met de NVLF op om u te adviseren.
De onderstaande CAO’s zijn voor intramurale zorg: CAO-ziekenhuizen voor ziekenhuizen, revalidatiecentra en audiologische centra; CAO VVT voor verpleeg- en verzorgingshuizen en thuiszorg; CAO-Jeugdgezondheidszorg voor o.a. medische kleuterdagverblijven en kinderdagverblijven; CAO-gehandicaptenzorg voor instellingen voor verstandelijk gehandicapten, visueel en auditief gehandicapten, dagverblijven en tehuizen voor gehandicapten; CAO-GGZ: Voor instellingen in de geestelijke gezondheidszorg; CAO- Academische ziekenhuizen; CAO- Gezondheidscentra.
FBZ is een koepel van 20 beroepsverenigingen in de zorg. Zij vertegenwoordigt ongeveer 34.000 leden. Mede namens de NVLF onderhandelt FBZ over cao’s in de zorg, waaronder de cao’s: Ziekenhuizen Vvt Gehandicaptenzorg Umc’s Ggz Jeugdzorg Gezondheidscentra Als er sprake is van een reorganisatie binnen uw instelling onderhandelt FBZ over een sociaal plan. Vóór er sprake is van een definitief sociaal plan ontvangt u een uitnodiging van FBZ om uw oordeel erover te geven. Zie verder op deze site bij werk en organisatie / logopedist gezondheidzorg en www.fbz.nl.
Als lid van de NVLF heeft u invloed op uw cao via de aansluiting van de NVLF bij FBZ. Voorafgaand aan de onderhandelingen vragen wij aan de leden wensen voor de cao aan ons door te geven. Als er een onderhandelaarsakkoord voor een nieuwe cao is, informeren wij u over de inhoud en vragen wij uw oordeel. Is er sprake van plannen voor een reorganisatie? Ook dan komen de onderhandelaars van FBZ voor u op. Zie verder op deze site bij werk en organisatie / logopedist gezondheidzorg en www.fbz.nl.
Kwaliteit
Deelnemers zijn zelf verantwoordelijk voor hun aan- en afmelding bij de NVLF. Dit kan via het beveiligde gedeelte achter MijnNVLF. Wanneer je jouw lidmaatschap van de NVLF beëindigt, wordt jouw deelname aan de kwaliteitskring uiterlijk per dezelfde datum beëindigd.
Wkkgz is een afkorting van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen in de zorg. Deze wet vervangt de Kwaliteitswet zorginstellingen (Kwz), de Wet klachtrecht cliënten zorgsector (Wkcz) en een aantal artikelen uit de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet Big). De wet is op 1 januari 2016 ingegaan. 2016 geldt als een overgangsjaar.
De zorgaanbieder is verplicht om de cliënt te informeren over incidenten en daarvan aantekening te maken in het dossier. Genoteerd moeten worden de aard, toedracht en het tijdstip van het incident en de namen van de bij het incident betrokken zorgverleners.
Voor leden van de NVLF wordt aansluiting bij een geschilleninstantie geregeld.
De klachtenfunctionaris moet onafhankelijk zijn. Indien de klachtenfunctionaris in dienst is van de zorgaanbieder, moet deze waarborgen dat de klachtenfunctionaris zijn functie onafhankelijk kan uitvoeren. De klachtenfunctionaris mag door de zorgaanbieder niet worden benadeeld wegens de wijze waarop hij zijn functie uitoefent. NB: de NVLF regelt voor de leden een klachtenfunctionaris die aan deze eisen voldoet.
De klachtenfunctionaris geeft de klager op diens verzoek gratis advies met betrekking tot het indienen van een klacht. Daarnaast ondersteunt de klachtenfunctionaris de klager bij het formuleren van de klacht en bij het onderzoeken van de mogelijkheden om tot een oplossing voor de klacht te komen. NB: De NVLF regelt voor de leden een klachtenfunctionaris die aan deze eisen voldoet.
Vanaf 1 januari 2017 is elke zorgaanbieder verplicht om een klachtenfunctionaris beschikbaar te hebben. De NVLF regelt voor de leden zowel de laagdrempelige klachtenregeling, als de klachtenfunctionaris en de aansluiting bij een geschilleninstantie.
De NVLF regelt voor haar leden per 1 januari 2017 de klachtenregeling, de klachtenfunctionaris en de aansluiting bij een geschilleninstantie. Kijk voor meer informatie op www.klachtenloketparamedici.nl
De klachtenregeling moet laagdrempelig zijn en vastgesteld zijn in overeenstemming met een representatieve organisatie van cliënten. De regeling moet onder aandacht gebracht worden van cliënten en moet bij ketenzorg een afgestemde behandeling van klachten bieden. Verder moet er binnen zes weken een beslissing zijn over de klacht (eenmalige verlenging van maximaal vier weken). De klachtenregeling die de NVLF gaat bieden voor de leden voldoet aan de gestelde eisen.
Vanaf 1 januari 2017 is iedere zorgaanbieder verplicht om een laagdrempelige klachtenregeling te hebben, een klachtenfunctionaris en moet de zorgaanbieder zijn aangesloten bij een geschilleninstantie. Kijk voor meer informatie op www.klachtenloketparamedici.nl
Het recht op keuze-informatie houdt in dat de cliënt op verzoek (aanvullende) informatie krijgt over de aangeboden zorg. Het gaat hierbij om tarieven, kwaliteit, cliëntervaringen en bewezen werkzaamheid (van de therapie).
Een incident is een niet-voorziene gebeurtenis met negatieve gevolgen voor de cliënt.
Het model is opgenomen op onze website.
Een systeem voor het veilig melden van incidenten is een werkinstructie waarin staat waar en hoe een incident gemeld wordt en hoe de afhandeling verloopt. De Wkkgz schrijft voor dat de melders en betrokken zorgverleners beschermd moeten worden.
De VOG kan worden aangevraagd bij de gemeente waar men is ingeschreven. Wanneer je niet staat ingeschreven bij een gemeente kan deze verklaring worden aangevraagd via het ministerie van Justitie.
De Wkkgz schrijft voor dat de VOG bij indiensttreding niet ouder mag zijn dan drie maanden. Solistisch werkzame zorgverleners die Wlz-zorg verlenen moeten elke drie jaar een nieuwe VOG aanvragen.
Het is vanuit de Wkkgz verplicht voor aanbieders van zorg die vallen onder de Wet langdurige zorg (Wlz) en zorgaanbieders in de intramurale GGZ-zorg om een verklaring omtrent het gedrag (VOG) te hebben. Ook voor medewerkers op een kinderdagverblijf is een VOG verplicht. In de eerstelijns zorg is een verklaring omtrent het gedrag niet verplicht.
Geweld in de zorgrelatie gaat over alle vormen van geweld jegens een cliënt, door iemand werkzaam in de instelling of door een medepatiënt. Het gaat hier dus niet om geweld van de cliënt naar de zorgverlener.
Voor 1 januari 2016 moesten zorgaanbieders al calamiteiten en seksueel misbruik melden bij de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ). Met ingang van 1 januari 2016 moeten ook geweld in de zorgrelatie en ontslag van een zorgverlener wegens ernstig disfunctioneren gemeld worden bij de IGZ. Logopedisten die in dienst zijn bij een praktijk of instelling moeten deze gevallen melden bij degene die daarvoor binnen de praktijk of instelling is aangewezen. De instelling of praktijkhouder is verantwoordelijk voor de melding bij de IGZ.
De vergewisplicht houdt in dat de werkgever bij het in dienst nemen van een werknemer moet controleren of er geen sprake is van disfunctioneren in het verleden. Deze controle kan gedaan worden door navraag te doen bij voormalig werkgevers en bij de Inspectie voor de Gezondheidszorg.
Per 1 januari 2016 geldt de vergewisplicht voor zorgaanbieders/werkgevers. Daarnaast is de meldplicht uitgebreid, moeten bepaalde zorgaanbieders een verklaring omtrent het gedrag hebben, moeten zorgaanbieders een systeem hebben voor het veilig melden van incidenten, moeten zorgaanbieders informatie over incidenten verstrekken aan patiënten en hebben patiënten recht op keuze-informatie.
Als u al lid bent van de NVLF, is aansluiting bij de geschillenregeling gratis en automatisch voor u geregeld. U hoeft hier dus niets meer voor te doen.
Werkt u in een praktijk waarvan alleen de eigenaar NVLF-lid is en u niet? Dan valt u als werknemer niet onder het NVLF-lidmaatschap en kunt u ook geen gebruik maken van de gratis collectieve regeling. Om toch aan de eisen van de Wkkgz te voldoen, kunt u zich tegen betaling van € 175 euro (excl. btw) per jaar aansluiten bij de collectieve regeling van de NVLF. Uiteraard kunt u er ook voor kiezen om zelf lid te worden van de NVLF. Dit kost u € 390 per jaar, maar heeft u – door aansluiting bij de collectieve klachtenregeling – voor een groot deel meteen alweer terugverdiend.
U bent vanaf het moment van inschrijving bij de NVLF aangesloten bij de klachten- en geschillenregeling van het Kwaliteitsregister Paramedici. Rechtstreekse aansluiting bij het Kwaliteitsregister Paramedici is niet mogelijk. U ontvangt een factuur van de NVLF. Het is niet mogelijk om u met terugwerkende kracht aan te sluiten.
Iedereen die in de kinderopvang werkt en een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) nodig heeft, wordt continu gescreend. Dit gebeurt met het personenregister kinderopvang. Wie moeten zich inschrijven? bestuurders en houders van kinderopvangorganisaties gastouders en hun volwassen huisgenoten vaste en tijdelijke medewerkers, uitzendkrachten, stagiairs, vrijwilligers en zelfstandigen administratief personeel met toegang tot gegevens van kinderen iedereen die woont op een opvanglocatie of er structureel aanwezig is tijdens opvanguren. Structureel aanwezig Iemand is structureel aanwezig als hij minstens 1 keer in de 3 maanden minimaal een halfuur tijdens opvanguren op de locatie is. Bijvoorbeeld de schoonmaakster of de buurvrouw die tijdens opvanguren op bezoek komt. Klik hier voor meer informatie
Om te bepalen onder welke regeling de ingevoerde activiteit valt, wordt gekeken naar de datum waarop de activiteit is uitgevoerd. Heb je een training uitgevoerd in 2019, dan gelden de ‘oude’ criteria 2015-2020. De datum waarop de activiteit wordt ingevoerd in PE-online heeft dus geen invloed
De logopedist doet zijn melding in beginsel op naam, maar kan desgewenst anoniem blijven. Mits dit noodzakelijk is in verband met de veiligheid van de patiënt of anderen, voor de veiligheid van de meldende logopedist zelf of als het noodzakelijk is in verband met de vertrouwensrelatie met het gezin waartoe het kind behoort of in verband met zijn eigen veiligheid. De logopedist gaat terughoudend om met de mogelijkheid van anonimiteit en vermeldt uitdrukkelijk waarom hij daarvan gebruik wil maken.
Nee, hier is geen relatie tussen. De Leidraad meldingen IGZ gaat over de verplichting die er is om calamiteiten en seksueel misbruik te melden. Het laatste gaat om seksueel misbruik van de cliënt door de zorgaanbieder. Het gaat dus niet om vermoedens van seksueel misbruik van een cliënt, bijvoorbeeld binnen het gezin.
In de wet meldcode zit in principe geen scholingsplicht, maar het is wel verplicht om de kennis en het gebruik te bevorderen. Scholing kan hier een belangrijk onderdeel van zijn. De Inspectie voor de Gezondheidszorg vat de wet in ieder geval zo op dat professionals scholing moeten krijgen. Hoe die scholing eruit moet zien, laat VWS aan het veld over. Het verschilt per organisatie en zelfs binnen een organisatie wat een professional moet kunnen en kennen. Aangezien logopedisten nauw contact hebben met de cliënt wordt verwacht dat zij zich scholen. Zowel in het werken met de meldcode als in het signaleren en bespreekbaar maken van huiselijk geweld en kindermishandeling. In 2019 is de meldcode herzien en is hieraan een afwegingskader toegevoegd.
In de toolkit Meldcode op onze website vindt u een link naar diverse trainingen en cursussen op het gebied van Huiselijk geweld. U vindt dit via Vakgebied > Wet- en regelgeving.
De NVLF heeft informatie over huiselijk geweld en kindermishandeling opgenomen onder Vakgebied, Wet- en regelgeving. Daarin vindt u onder andere de meldcode met afwegingskader. In 2019 is de herziene meldcode met afwegingskader in werking getreden.
Een organisatie of zelfstandige beroepsbeoefenaar maakt de meldcode specifiek voor de eigen praktijk. De NVLF heeft hiervoor een invulformulier ontwikkeld.
De meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling bestaat uit: een stappenplan voor logopedist hoe huiselijk geweld en kindermishandeling te signaleren handreikingen voor logopedist voor vervolg na signaleren vervolgstappen om slachtoffers te helpen
U bent zelf vrij om te bekijken wat u gaat doen om, de punten waarop u niet goed heeft gescoord, te verbeteren. Ook is het uw eigen keuze of u al dan niet een nieuwe audit laat plaatsvinden. De NVLF biedt scholing aan waarvan logopedisten gebruik kunnen maken om zichzelf te verbeteren.
Ja, theoretisch zou dat kunnen. Bij toetsing aangevraagd door een zorgverzekeraar worden alleen dossiers getoetst van patiënten die bij die zorgverzekeraar verzekerd zijn. Bij toetsing aangevraagd door een andere zorgverzekeraar worden dus andere dossiers getoetst. Het is juridisch niet mogelijk om in deze situatie de behaalde resultaten tegen elkaar weg te strepen.
In theorie kan de situatie voorkomen dat een praktijk die de vrijwillige toets heeft behaald ook in een verplichte toets kan vallen. Het ligt echter niet in de lijn der verwachtingen dat praktijken die de vrijwillige kwaliteitstoets hebben behaald een verplicht audit opgelegd zullen krijgen.
Een certificaat is twee jaar geldig indien de kwaliteitstoets door de logopedist zelf is aangevraagd. Indien een zorgverzekeraar een kwaliteitstoets heeft laten uitvoeren bij een praktijk is de geldigheid vastgelegd in de overeenkomsten met de zorgverzekeraars. De geldigheid is veelal voor de duur van de overeenkomst.
Een audit wordt uitgevoerd door een auditbureau. Voor de meest actuele kosten van een audit kunt u terecht op de website van het desbetreffende auditbureau. De NVLF werkt samen met de auditbureaus HCA en Kiwa.
Er worden zowel dossiers getoetst van patiënten waarvan de behandeling is afgesloten als dossiers van patiënten waarvan de behandeling nog niet is afgesloten. 80% van de dossiers betreft niet afgesloten behandelingen en 20% van de dossiers betreft afgesloten behandelingen. Indien er niet voldoende afgesloten dossiers voorhanden zijn, dan kan het percentage van 80% oplopen tot maximaal 100%.
Hiervoor gelden dezelfde eisen als bij een eerstelijnspraktijk. Het gaat om het aantal fte*: ≤ 1 fte: 5 dossiers 1 t/m 5 fte: 10 dossiers > 5 fte: 15 dossiers * 1 fte is 40 uur.
Ja, de gegevens moeten namelijk anoniem aangeleverd worden. Hiermee is de privacy van de cliënt gewaarborgd. De dossiers worden a-selectief getrokken tijdens de audit over een van tevoren vastgestelde periode. De auditoren hebben een geheimhoudingsplicht.
Ingeschreven staan als ‘kwaliteitsgeregistreerd’ in het Kwaliteitsregister Paramedici is een onderdeel zijn van de toets. Deelname aan een kwaliteitskring zit niet in de toets. Dit is niet verplicht.
De kwaliteitstoets toetst minimale wettelijke normen en eisen die noodzakelijk zijn voor goede logopedische zorg. Er zijn geen extra eisen waar u aan moet voldoen. Theoretisch zou het dus zo moeten zijn dat logopedisten al werken volgens de huidige wet- en regelgeving en dat het voldoen aan de kwaliteitstoets geen extra tijd kost.
Als u zelf de kwaliteitstoets aanvraagt, betaalt u de kwaliteitstoets zelf. Indien de zorgverzekeraars de kwaliteitstoets opnemen in de overeenkomsten en u geselecteerd wordt voor een toets, betaalt de zorgverzekeraar de kwaliteitstoets indien u deze haalt. Indien de kwaliteitstoets niet gehaald wordt dan verbindt de zorgverzekeraar daar consequenties aan, zoals het betalen van de kosten van de audit, volgen van scholing en een nieuwe audit. De kosten hiervoor zijn voor rekening van de praktijk.
Voor het verlenen van medewerking aan een audit kunnen 10 punten worden verkregen ten behoeve van het Kwaliteitsregister Paramedici (KP). Klik hier voor de criteria van het KP.
De auditoren toetsen aan de hand van de criteria kwaliteitstoets. In de criteria staat beschreven hoe de criteria worden gewogen.
De patiëntgegevens moeten anoniem aangeleverd worden. Hiermee is de privacy van de cliënt gewaarborgd. De dossiers worden a-selectief getrokken tijdens de audit over een van tevoren vastgestelde periode. De auditoren hebben een geheimhoudingsplicht.
De dossiers worden a-selectief getrokken tijdens de audit.
Bij meerdere vestigingen worden meerdere vestigingen bezocht door het auditbureau. Het auditbureau bepaalt op welke vestigingen de audit gaat plaatsvinden. Afhankelijk van het aantal vestigingen wordt vastgesteld hoeveel vestigingen er worden bezocht.
Ja, zowel op de hoofdlocatie als op de dependances. Bij meerdere locaties bepaalt het auditbureau op welke locaties de audit plaatsvindt.
Door twee auditoren. Hiervan is minimaal 1 persoon logopedist.
De kwaliteitstoets is een kwaliteitsinstrument van de NVLF. De kwaliteitstoets is in samenwerking met de werkgroep kwaliteitstoets ontwikkeld. In de werkgroep zaten zowel leden van de NVLF, als een aantal vertegenwoordigers namens zorgverzekeraars en auditbureaus.
De auditbureaus moet gecertificeerd zijn. De NVLF heeft in een overeenkomst het gebruik van de kwaliteitstoets met de auditbureaus vastgelegd.
De auditoren hebben minimaal een aantal jaren werkervaring en hebben een speciale scholing gevolgd tot auditor. Minimaal 1 van de auditoren is logopedist.
Er wordt op beide getoetst. De praktijk wordt getoetst. Er wordt gekeken naar de praktijkvoering en dossiervoering van alle logopedisten werkzaam in de praktijk. Dit gebeurt zowel op de hoofdlocatie als de eventuele dependances
Hoe een zorgverzekeraar selecteert is vastgelegd in de overeenkomst. Er kan bijvoorbeeld geselecteerd worden op basis van een afwijking (hoger of lager) op het behandelgemiddelde.
aanmelden voor een kwaliteitstoets. Een praktijk kan ook geselecteerd worden door een zorgverzekeraar. Hoe een zorgverzekeraar selecteert is vastgelegd in de overeenkomst. Er kan bijvoorbeeld geselecteerd worden op basis van een afwijking (hoger of lager) op het behandelgemiddelde.
Zoals bij alle richtlijnen mag je gemotiveerd afwijken van een richtlijn of standaard. Indien er gegronde redenen zijn waarom een van de ouders niet aanwezig kan zijn bij meer dan de helft van de behandelingen dan is dat mogelijk. Dit moet wel een inhoudelijke reden zijn die de behandeling van het kind ten goede komt. Denk hierbij aan slechtere concentratie van het kind als de ouder in de behandelruimte is.
De onderdelen van de logopedische diagnose hoeven voor de kwaliteitstoets niet in verhaalvorm vastgelegd te zijn. Dit staat in criteria bij de toelichting bij criterium 1.13.
In een dossier moet terug te vinden zijn welke geadviseerde meetinstrumenten en behandeladviezen zijn ingezet. Een apart document is niet nodig; dit leidt tot extra administratie.
Het gehele dossier dient in orde te zijn. Maar het is dan wel zo dat er ten tijde van de intake andere criteria van de dossiertoets kunnen gelden dan dat er nu geldend zijn, omdat dit dossier al langer loopt. Je hoeft niet met terugwerkende kracht de nu geldende criteria toe te passen op dat dossier. De criteria die geldend waren ten tijde van de intake worden ook op die intake getoetst. Dus dan kan het zo zijn dat voor één dossier twee verschillende criteria worden getoetst. Indien relevant: aangeven waarom er maar een keer is behandeld.
De korte termijn resultaten zijn een stappenplan om naar je hoofddoel te komen. De korte termijn resultaten hoeven niet SMART en hoeven ook geen tijdspad te bevatten.In de richtlijn Dossiervorming (NVLF, 2016) worden de korte termijn resultaten toegelicht.
Bij het hoofddoel geef je de periode (max. zes maanden) aan waarbinnen je het doel wilt behalen. Deze periode geef je aan in tijd. Het aantal sessies hoef je niet te verwerken in het hoofddoel, maar dat mag wel. Zolang het maar binnen de termijn van 6 maanden blijft. Verwachte aantal sessies/verwachte duur voor max. 6 maanden is een basisgegeven en dient vastgelegd te worden. Dit kan bij het hoofddoel maar het mag ook ergens anders.
Je evalueert een behandeling iedere zes maanden (of eerder). Dit staat los van het feit dat iemand niet goed reageert op de behandeling. Dan is het juist misschien wel nodig om eerder te evalueren en bij te stellen. Bekijk hoe de behandeling is verlopen en hoe je de komende zes maanden verder gaat. Je legt dan vast dat het kind traag reageert en meer tijd nodig heeft. Vervolgens bepaal je een nieuw SMART-doel voor (maximaal) zes maanden.
Het eindverslag stuur je binnen 60 dagen nadat de laatste behandeling heeft plaatsgevonden. Indien een behandeling langer duurt dan 12 maanden dan rapporteer je minimaal een keer per jaar naar de verwijzer. Op beide verslagen wordt getoetst tijdens de audit. Voor de overige brieven hangt het moment af van de fase van het methodisch handelen en of iemand via DTL komt of niet. Zie voor de details richtlijn logopedische verslaggeving (NVLF, 2010), blz. 7.
Als het gaat om twee heel verschillende hulpvragen dan zijn het twee losse behandeltrajecten. Als de hulpvragen met elkaar te maken hebben dan bepaal je samen met de cliënt aan welke hulpvraag je eerst gaat werken. Indien mogelijk neem je de andere hulpvraag mee in je korte termijn resultaten.
Het is de verantwoordelijkheid van de praktijk om de toestemming te regelen. De praktijk moet zelf maatregelen treffen die daarvoor nodig zijn. Dit kan bijvoorbeeld door in het privacystatement en/of behandelovereenkomst te vermelden dat er door een extern bureau audits worden uitgevoerd en dat gegevens hier anoniem voor worden gebruikt. De patiënt moet hier toestemming voor geven; net als voor bijvoorbeeld het aanleveren van data naar een derde persoon (bijv. een meetbureau). Deze verantwoordelijkheid ligt bij de praktijk en niet bij het auditbureau.
Het reflecteren op het eigen handelen en dat van eventuele collega’s en medewerkers in de praktijk, het continu optimaliseren van de professionele beroepshouding en het ontwikkelen van de praktijkvisie in relatie tot kwaliteit, effectiviteit van behandelen en zorginnovatie passend binnen de marktontwikkelingen.
De NVLF heeft, samen met een aantal leden en auditbureaus, gewerkt aan de doorontwikkeling van de kwaliteitstoets. De concept-stukken zijn continu afgestemd met de statutaire commissies SEB en Vakinhoud. Het verenigingsbestuur werd voortdurend op de hoogte gehouden over de voortgang. Ook de zorgverzekeraars zijn regelmatig door de NVLF geïnformeerd over de doorontwikkeling.
Vanaf 2020 wordt de (vrijwillige) Kwaliteitstoets Logopedie vervangen door de Kwaliteitscyclus, daardoor komt de kwaliteitstoets overigens niet te vervallen. De Kwaliteitstoets wordt onderdeel van de kwaliteitscyclus voor praktijken die nog niet in het bezit zijn van een geldig auditcertificaat. Deelname aan de Kwaliteitscyclus is ook op vrijwillige basis.
Nee. Ondanks dat er jaarlijks een contactmoment zal zijn met een auditor, wegen deze inspanningen niet op tegen die van de huidige Kwaliteitstoets. Uit ervaring weten we dat de praktijk voor een audit alle dossiers gaat controleren, wat de nodige tijd kost. Tijdens de visitatie van de Kwaliteitscyclus zal de auditor niet meer at random dossiers controleren. De praktijk selecteert de dossiers die met de auditor worden besproken. Door minder tijd te vragen van de auditor, gaan ook de kosten omlaag.
Indien een praktijk nieuwe locaties heeft geopend vallend onder de AGB-code van de hoofdlocatie, tijdens geldigheidsduur van het laatste certificaat, dan dienen deze nieuwe locaties getoetst te worden tijdens de visitatie. Tussentijds toetsen is niet meer nodig.
Ja. Ook met een verlopen certificaat is het mogelijk om te starten met de kwaliteitscyclus. Afhankelijk van de vervaldatum van het certificaat wordt de kwaliteitscyclus gestart met een kwaliteitstoets of visitatie. Om met een visitatie te kunnen starten mag het certificaat maximaal 1 jaar verlopen zijn. Een voorbeeld: Het certificaat van de praktijk was geldig tot 10 oktober 2019, dan kan de praktijk tot 10 oktober 2020 alsnog met de kwaliteitscyclus starten. Is het certificaat langer dan 1 jaar verlopen, dan moet opnieuw worden gestart met een kwaliteitstoets. Het is wel belangrijk om te beseffen dat de praktijk in de periode dat het certificaat is verlopen geen recht heeft op een eventueel hoger tarief van de zorgverzekeraars. Uitzondering zijn Zorg en Zekerheid en ENO.
Nee. De praktijk is vrij om een eigen aanpak te kiezen.
Het certificaat dat na de visitatie wordt afgegeven is 3 jaar geldig, mits de kwaliteitsgesprekken plaats vinden. De kosten voor de gehele cyclus zijn: Visitatie, duur 4 uur: € 695,00. Eerste kwaliteitsgesprek, duur 2 uur: € 475,00. Tweede kwaliteitsgesprek, duur 2 uur: € 475,00
Opbouw 1 keer visitatie: 4 uur. 2 keer kwaliteitsgesprek: 2 uur. Bij nieuwe praktijklocaties komen er extra kosten voor praktijkbezoek bij.
Tijdens de uitvoering van de kwaliteitstoets, visitatie en/of kwaliteitsgesprekken is er minimaal één praktijkeigenaar aanwezig. Bij een praktijk met meerdere medewerkers zijn er minimaal één en maximaal twee van de medewerkers aanwezig. Hier is voor gekozen omdat er maar 1 auditor aanwezig is bij de visitatie. Anders is de verhouding tussen auditbureau en praktijk zoek.
De auditor heeft bij een kwaliteitstoets en bij een visitatie een andere rol. Tijdens de kwaliteitstoets toetst de auditor aan de hand van de criteria of de praktijk voldoet aan de gestelde eisen en de dossiers worden getoetst. Tijdens de visitatie (en de kwaliteitsgesprekken) is de auditor meer een coach. Aan de hand van de vooraf ingevulde zelfevaluatie gaan de logopedisten en de auditor in gesprek. Tijdens de audit concretiseert de praktijk de doelen, acties en tijdspad. De auditor ondersteunt de praktijk hierbij.
De probleemdossiers worden niet aangeleverd aan het auditbureau. Iedere medewerker van de praktijk kiest zelf zijn/haar eigen probleemdossiers uit en analyseert de knelpunten. Vervolgens wordt in een praktijkoverleg gekeken welke patronen er te ontdekken zijn. Je gaat op zoek naar stappen uit het methodisch handelen of bijvoorbeeld een richtlijn waar praktijkbreed vragen/onduidelijkheden/moeilijkheden mee zijn. Van dit overleg worden notulen gemaakt. Hieruit moet blijken dat iedere medewerker 2 dossiers heeft geanalyseerd.
Nee. Tijdens het kwaliteitsgesprek wordt de doelen en plan van aanpak besproken. Het gaat niet om de verbetering binnen een specifiek dossier, maar om de verbetering van het werkproces binnen de praktijk.
In het plan van aanpak worden alleen doelen op praktijkniveau gesteld. Het is aan de praktijk om te zorgen voor implementatie bij alle medewerkers.
Een goede dossiervoering vormt de basis van de kwaliteitscyclus. Dat is ook de reden dat de kwaliteitstoets het vertrekpunt blijft van de cyclus voor praktijken die nog geen geldig certificaat kwaliteitstoets logopedie hebben. We gaan er bij de visitatie vanuit dat de praktijk de dossiervoering op orde heeft. De focus ligt daarom op de eigen dossieranalyse en niet op dossiercontrole. Dit betekent niet dat de dossiers niet hoeven te voldoen aan de geldende richtlijnen. Blijken dossiers tijdens de visitatie structureel niet op orde, dan zal de auditor er op aansturen om doelen op te stellen om de dossiervoering te verbeteren.
Dat is mogelijk. Beargumenteer wel waarom u afwijkt van een jaarplan. Bijvoorbeeld omdat u wil inspelen op de actualiteit.
De beoordelingstermijn na het indienen van de accreditatie-aanvraag is gemiddeld zes weken mits de aanvraag compleet is ingediend en (indien van toepassing) ook de notulen van het voorgaande jaar compleet zijn ingeleverd en beoordeeld.
De NVLF adviseert om de processen binnen de kwaliteitskring te stroomlijnen. Hierdoor verlopen kringbijeenkomsten efficiënter en effectiever. Als voor de activiteit intercollegiaal overleg accreditatie wordt aangevraagd is het maken van een jaarplan een verplichting. Als geen accreditatie wordt aangevraagd, is het maken van een jaarplan een vrije keuze.
Speciaal voor onderwijskringen geldt dat als zij accreditatie aanvragen, zij hun jaarplan over een schooljaar kunnen aanleveren. Dit moet vóór 1 december van het lopende jaar.
Je kunt de opbrengst van een deelnemer dan in de notulen van de daaropvolgende bijeenkomst opnemen of indien de afwezige zijn/haar input van tevoren via de mail (bijv.) heeft aangeleverd, kan het worden opgenomen in de notulen van de verzuimde bijeenkomst.
Wanneer de kring accreditatie heeft aangevraagd voor de activiteit intercollegiaal overleg worden de punten bijgeschreven in het digitaal portfolio van de deelnemers nadat de notulen zijn goedgekeurd en de presentie is ingevoerd. Wanneer de kring geen accreditatie heeft aangevraagd voor de activiteit intercollegiaal overleg moet de bewijslast door ieder kringlid individueel worden opgevoerd. Beoordeling daarvan en puntentoekenning vinden dan plaats op het moment van herregistratie van de individuele deelnemer.
Vanaf 1 januari 2019 is het weer mogelijk om individueel bewijslast voor intercollegiaal overleg in de kwaliteitskring in te dienen bij KP.
In dat geval trekt de kring een eigen plan, waarbij niet wordt voldaan aan de eisen zoals beschreven in de kwaliteitscriteria paramedici. Hierdoor is de activiteit bij herregistratie niet toetsbaar voor het KP en worden dus geen extra punten toegekend. Kringdeelnemers ontvangen wel de geaccrediteerde punten voor lidmaatschap van de NVLF (twee geaccrediteerde punten) en het lidmaatschap van een kwaliteitskring (twee geaccrediteerde punten).
Het staat de kring vrij om een andere opzet van de notulen te gebruiken. Het beschikbare format bevat alle gegevens die minimaal in de notulen moeten staan en wordt door de NVLF aangeboden ter ondersteuning.
Op onze website vind je formats voor verslaglegging van intercollegiaal overleg. Per verbetermethodiek wordt aangegeven hoe de verslaggeving kan zijn opgebouwd. De NVLF adviseert om dit format te volgen. De kring bepaalt echter zelf in hoeverre hij al dan niet mee gaat in dit format. Uit de notulen dient duidelijk te blijken dat in de kring intercollegiaal overleg heeft plaats gevonden en welke verbetermethodiek hiervoor is gebruikt. De NVLF beoordeelt geen notulen. De kringen dienen zelf de notulen in bij het Kwaliteitsregister Paramedici (KP) ten behoeve van de puntentoekenning. De notulen worden daar beoordeeld.
Alleen NVLF kwaliteitskringen komen in aanmerking voor deze punten. De vereniging is er voor haar leden en ondersteunt de leden in allerlei opzichten. Bijvoorbeeld door ondersteuning van kwaliteitskringen en hun begeleiders. Het nieuwe kringbeleid past hier ook bij. Het is een extra gebaar naar de leden en geeft erkenning aan het zijn van NVLF-lid en het zijn van kringlid. Als je ervoor kiest om geen lid te zijn van de NVLF en/of intercollegiaal overleg te hebben in een niet erkende kwaliteitskring is dat ook prima. Dat is een persoonlijke afweging en de keuzevrijheid die er nu is. Je kunt als NVLF-lid evengoed gebruik maken van dit aanbod als je deelneemt aan een NVLF erkende kwaliteitskring. De keuze is aan jou. Een NVLF kwaliteitskring voldoet aan de volgende voorwaarden: Het verbeteren van het logopedisch handelen staat centraal. Er is een kwaliteitskringbegeleider. De kring staat ingeschreven bij de NVLF.
Tijdens het intercollegiaal overleg wordt gebruik gemaakt van een erkende verbetermethodiek. Je kiest als overleggroep eerst je onderwerp, daarna bepaal je het doel en dan kies je de methodiek die er het beste bij past. Denk bijvoorbeeld aan intervisie, casuïstiek bespreking, invoeren recente inzichten of richtlijn bespreking. Het is dus niet verplicht om steeds een andere methodiek te kiezen. De mate van variatie bepaal je zelf als intercollegiaal overleg groep.
Indien in een kring de activiteit intercollegiaal overleg plaatsvindt, dan gelden de eisen van minimaal vier en maximaal 15 deelnemers. Dit zijn de voorwaarden die horen bij de activiteit intercollegiaal overleg. Als een kring meer dan 15 deelnemers heeft en ervoor kiest intercollegiaal overleg te doen, is het noodzakelijk dat de kring zich tijdens het intercollegiaal overleg opsplitst in twee of meer subgroepen.
Voor intercollegiaal overleg geldt dat er minimaal vier en maximaal 15 deelnemers mogen zijn. Met een account in PE-online is het mogelijk om meerdere accreditatieaanvragen voor intercollegiaal overleg in te dienen. Je kunt als kwaliteitskring dus kiezen om 1 account (gebruikersnaam) te maken en daarmee de accreditatie voor intercollegiaal overleg voor meerdere subgroepen van maximaal 15 personen aan te vragen. Een andere mogelijkheid is om per subgroep een eigen account te maken en dan vraag je per subgroep accreditatie aan los van de andere subgroepen van een kwaliteitskring. Meer informatie hierover lees je in hoofdstuk 2.1 van de Handleiding NVLF-kwaliteitskring.
Je kunt de opbrengst van een deelnemer dan in de notulen van de daaropvolgende bijeenkomst opnemen of indien de afwezige zijn/haar input van tevoren via de mail (bijv.) heeft aangeleverd, kan het worden opgenomen in de notulen van de verzuimde bijeenkomst.
Wanneer de kring accreditatie heeft aangevraagd voor de activiteit intercollegiaal overleg worden de punten bijgeschreven in het digitaal portfolio van de deelnemers nadat de notulen zijn goedgekeurd en de presentie is ingevoerd. Wanneer de kring geen accreditatie heeft aangevraagd voor de activiteit intercollegiaal overleg moet de bewijslast door ieder kringlid individueel worden opgevoerd. Beoordeling daarvan en puntentoekenning vinden dan plaats op het moment van herregistratie van de individuele deelnemer.
Vanaf 1 januari 2019 is het weer mogelijk om individueel bewijslast voor intercollegiaal overleg in de kwaliteitskring in te dienen bij KP.
In dat geval trekt de kring een eigen plan, waarbij niet wordt voldaan aan de eisen zoals beschreven in de kwaliteitscriteria paramedici. Hierdoor is de activiteit bij herregistratie niet toetsbaar voor het KP en worden dus geen extra punten toegekend. Kringdeelnemers ontvangen wel de geaccrediteerde punten voor lidmaatschap van de NVLF (twee geaccrediteerde punten) en het lidmaatschap van een kwaliteitskring (twee geaccrediteerde punten).
Het staat de kring vrij om een andere opzet van de notulen te gebruiken. Het beschikbare format bevat alle gegevens die minimaal in de notulen moeten staan en wordt door de NVLF aangeboden ter ondersteuning.
Op onze website vind je formats voor verslaglegging van intercollegiaal overleg. Per verbetermethodiek wordt aangegeven hoe de verslaggeving kan zijn opgebouwd. De NVLF adviseert om dit format te volgen. De kring bepaalt echter zelf in hoeverre hij al dan niet mee gaat in dit format. Uit de notulen dient duidelijk te blijken dat in de kring intercollegiaal overleg heeft plaats gevonden en welke verbetermethodiek hiervoor is gebruikt. De NVLF beoordeelt geen notulen. De kringen dienen zelf de notulen in bij het Kwaliteitsregister Paramedici (KP) ten behoeve van de puntentoekenning. De notulen worden daar beoordeeld.
Alleen NVLF kwaliteitskringen komen in aanmerking voor deze punten. De vereniging is er voor haar leden en ondersteunt de leden in allerlei opzichten. Bijvoorbeeld door ondersteuning van kwaliteitskringen en hun begeleiders. Het nieuwe kringbeleid past hier ook bij. Het is een extra gebaar naar de leden en geeft erkenning aan het zijn van NVLF-lid en het zijn van kringlid. Als je ervoor kiest om geen lid te zijn van de NVLF en/of intercollegiaal overleg te hebben in een niet erkende kwaliteitskring is dat ook prima. Dat is een persoonlijke afweging en de keuzevrijheid die er nu is. Je kunt als NVLF-lid evengoed gebruik maken van dit aanbod als je deelneemt aan een NVLF erkende kwaliteitskring. De keuze is aan jou. Een NVLF kwaliteitskring voldoet aan de volgende voorwaarden: Het verbeteren van het logopedisch handelen staat centraal. Er is een kwaliteitskringbegeleider. De kring staat ingeschreven bij de NVLF.
Tijdens het intercollegiaal overleg wordt gebruik gemaakt van een erkende verbetermethodiek. Je kiest als overleggroep eerst je onderwerp, daarna bepaal je het doel en dan kies je de methodiek die er het beste bij past. Denk bijvoorbeeld aan intervisie, casuïstiek bespreking, invoeren recente inzichten of richtlijn bespreking. Het is dus niet verplicht om steeds een andere methodiek te kiezen. De mate vanvariatie bepaal je zelf als intercollegiaal overleggroep.
Indien in een kring de activiteit intercollegiaal overleg plaatsvindt, dan gelden de eisen van minimaal vier en maximaal 15 deelnemers. Dit zijn de eisen die horen bij de activiteit intercollegiaal overleg. Als een kring meer dan 15 deelnemers heeft en ervoor kiest intercollegiaal overleg te doen, is het noodzakelijk dat de kring zich tijdens het intercollegiaal overleg opsplitst in twee of meer subgroepen. Omdat er diverse kringen zijn met 16 deelnemers heeft de NVLF voor 2019 een overgangsregeling afgesproken met KP. Voor kringen die in 2019 met 16 deelnemers intercollegiaal overleg willen doen geldt dat zij voor 2019 nog als 1 groep accreditatie kunnen aanvragen. Hierbij geldt de afspraak dat de kring door natuurlijk verloop krimpt tot 15 deelnemers of dat de kring er in 2020 voor kiest om intercollegiaal overleg te doen in twee subgroepen.
Voor intercollegiaal overleg geldt dat er minimaal vier en maximaal 15 deelnemers mogen zijn. Met een account in PE-online is het mogelijk om meerdere accreditatieaanvragen voor intercollegiaal overleg in te dienen. Je kunt als kwaliteitskring dus kiezen om 1 account (gebruikersnaam) te maken en daarmee de accreditatie voor intercollegiaal overleg voor meerdere subgroepen van maximaal 15 personen aan te vragen. Een andere mogelijkheid is om per subgroep een eigen account te maken en dan vraag je per subgroep accreditatie aan los van de andere subgroepen van een kwaliteitskring. Meer informatie hierover lees je in hoofdstuk 2.1 van de Handleiding NVLF-kwaliteitskring.
Je kunt het account inzien via de website www.pe-online.org. Klik vervolgens op ‘Aanbieder’ en daarna op ‘Login als aanbieder’. Wanneer je logingegevens onbekend zijn kun je deze opvragen via de link op de inlogpagina.
Er is een aantal korte handleidingen beschikbaar over het gebruik van het account. Deze handleidingen zijn te vinden op www.accreditatie.nu -> Intercollegiaal overleg/KK.
De kring werkt met een presentielijst of schrijft de namen in de notulen. Beide is niet noodzakelijk. In het systeem waar de centrale bewijslast wordt ingevoerd, geeft de kring per keer aan wie er aanwezig waren en worden de notulen inclusief namen of de presentielijst bijgevoegd.
Als uw kring een jaarplan heeft ingediend dan vindt eerst beoordeling van het jaarplan plaats. Er staat dan in het account ‘in behandeling’, zolang het jaarplan nog niet is beoordeeld. U kunt de presentie pas invoeren nadat het jaarplan beoordeeld is.
Je ontvangt punten voor de bijeenkomsten waarbij je aanwezig bent geweest. Per 1 juli 2022 is er geen maximum aantal punten van 12 per jaar meer verbonden aan het intercollegiaal overleg.
Als een kwaliteitskring accreditatie heeft aangevraagd en alle documenten voor het betreffende kalenderjaar heeft ingediend en heeft aangeven dat de notulen/verslagen compleet zijn, dan vindt daarna de toekenning van de punten plaats. Dit wordt gedaan door het Kwaliteitsregister Paramedici (KP). Het KP kent binnen gemiddeld vier tot zes weken de punten toe. Wanneer er voor gekozen is geen accreditatie aan te vragen voor het intercollegiaal overleg in de kwaliteitskring, wordt de activiteit beoordeeld bij herregistratie van de individuele deelnemer.
Alle intercollegiaal overleggroepen kunnen een aanvraag voor geaccrediteerde punten indienen na 1 april, echter vindt dan geen beoordeling vooraf van het jaarplan plaats. De groep ontvangt (mits goede notulen) aan het einde van het jaar de geaccrediteerde punten na definitieve beoordeling. Voordeel hiervan is dat er alsnog aansturing op basis van de notulen is, deze aansturing/feedback kan worden meegenomen in het volgende jaarplan.
Aan het aanvragen van accreditatie voor de activiteit intercollegiaal overleg zijn voor NVLF kwaliteitskringen geen kosten verbonden. De NVLF betaalt deze kosten.
Een kring heeft maximaal 15 deelnemers. Indien er meer deelnemers zijn bij het intercollegiaal overleg dient er voor subgroepen accreditatie te worden aangevraagd.
Deelnemers zijn zelf verantwoordelijk voor hun aan- en afmelding bij de NVLF. Dit kan via het beveiligde gedeelte achter MijnNVLF. Wanneer je jouw lidmaatschap van de NVLF beëindigt, wordt jouw deelname aan de kwaliteitskring uiterlijk per dezelfde datum beëindigd.
In de accreditatie-aanvraag kunt u via vraag/antwoord een bericht sturen hierover met de naam (en lidnummer). Dat is voldoende. U kunt daarna ook de presentie toevoegen voor de overleggen waarbij de persoon aanwezig is.
In Mijn NVLF is de actuele samenstelling van de kwaliteitskring in te zien. Alle kringleden zijn zelf verantwoordelijk voor het aanmelden van hun kringlidmaatschap bij de NVLF. Kringleden kunnen dit hier regelen. Lidmaatschap van een kring = twee geaccrediteerde punten per kalenderjaar toegekend door NVLF.
Als iemand gedurende het kalenderjaar lid wordt van de kwaliteitskring, kent de NVLF later in het kalenderjaar de punten toe voor lidmaatschap kring (is twee geaccrediteerde punten per kalenderjaar per kwaliteitskring). Dit geldt ook voor de puntentoekenning voor het lidmaatschap van de NVLF.
Iemand kan lid zijn van meerdere NVLF erkende kringen. Per kalenderjaar worden, per kring waar iemand aangemeld staat, twee geaccrediteerde punten toegekend door de NVLF.
Voor het volgen van de cursus Kwaliteitskringbegeleider krijg je in totaal 21 punten. Deze bestaat uit een E-learning en een terugkomdag.
Met ingang van 2015 is het mogelijk accreditatie aan te vragen voor monodisciplinair intercollegiaal overleg dat niet in de vorm van een kwaliteitskring plaatsvindt. De criteria hiervoor zijn beschreven in de Handleiding Intercollegiaal overleg buiten de kring op de website van de NVLF.
Via Mijn NVLF / Mijn voorkeuren vind je een overzicht van alle kwaliteitskringen per district. De contactgegevens van de kwaliteitskringbegeleider staan er per kring genoemd. Je kan dan contact opnemen om te informeren of je kunt deelnemen aan de kring.
Ja, dat mag, mits de collega zich heeft aangemeld voor de KKB-cursus en deel gaat nemen aan de eerstvolgende KKB-cursus.
Indien de kring een eigen plan trekt dient minimaal te worden voldaan aan de eisen die de NVLF stelt aan een kwaliteitskring, te weten: Een kring voldoet aan de volgende criteria: Het verbeteren van het logopedisch handelen staat centraal. Er is een kwaliteitskringbegeleider. De kring staat ingeschreven bij de NVLF. Let op: als in de kring intercollegiaal overleg plaats vindt, zijn er aanvullende voorwaarden
Sinds 1 januari 2014 is het niet meer mogelijk om deel te nemen aan een NVLF kwaliteitskring zonder lidmaatschap van de NVLF. Het verenigingsbestuur is van mening dat een beroepsvereniging er is voor de leden en daarom uitsluitend werkzaamheden voor haar leden verricht. De NVLF is met de leden van mening dat het uitwisselen van vakkennis, het borgen van kwaliteit en het logopedienetwerk uitermate belangrijk is en stelt zich nadrukkelijk op het standpunt dat zij een vereniging is van en voor leden. Lidmaatschap van de NVLF = twee geaccrediteerde punten per kalenderjaar toegekend door NVLF.
Alle kringleden zijn samen verantwoordelijk voor het functioneren van de kwaliteitskring. Het is belangrijk dat de leden zich committeren aan de afspraken gemaakt binnen de kring. Het kan voorkomen dat een deel van de kring extra activiteiten wil doen, bijvoorbeeld intercollegiaal overleg. Bij intercollegiaal overleg is de groep minimaal 4 personen en max 15 personen van omvang. Je kunt de kring dan opdelen in twee subgroepen, die ieder doen wat hun voorkeur heeft.
Een kwaliteitskringbegeleider verdient per kalenderjaar vier extra punten voor het zijn van kkb’er. Dit kan gezien worden als beloning voor de extra inzet/tijd etc. Deze punten worden bijgeschreven door de NVLF.
Advies voor leden is om bij de keuze van een meetbureau te kijken of de zorgverzekeraar het bureau erkent en dat het meetbureau voldoet aan ISO- en NEN-normen.
Meetbureaus die door de zorgverzekeraars zijn erkend zijn: Mediquest, ZorgDNA, Qualiview en Zorgrespons.
Verder is het een individuele afweging waar een logopedist zich wil aansluiten.
Er is een ontwikkeling gaande dat, naast een aantal meetbureaus, ook softwareleveranciers de PREM inbouwen. Advies voor leden is om bij de keuze van een bedrijf voor het afnemen van de PREM te kijken of de zorgverzekeraar het bedrijf erkent en dat het bedrijf voldoet aan bijv. ISO- en NEN- normen. Verder is het een individuele afweging waar een logopedist zich aansluit voor het afnemen van de PREM.
Op grond van de criteria dient u 1.600 uur patiënt/cliënt gebonden werkzaamheden in 5 jaar te hebben gewerkt, behaald in minimaal 36 maanden. Berekening is gebaseerd op een gemiddelde van 8 uur per week in vijf jaar (uitgaande van ongeveer 40 werkbare weken per jaar = 8 x 5 x 40 = 1600 uur).
Voor inschrijving, vragen, adreswijzigingen en overige administratieve zaken zie www.kwaliteitsregisterparamedici.nl. Voor vragen over de procedure van de periodieke registratie waarbij de website geen uitkomst biedt, kunt u mailen naar info@kwaliteitsregisterparamedici.nl of telefonisch contact opnemen via telefoon 0900 – 20 20 818.
U kunt via uw digitaal portfolio een beroep doen op de dispensatieregeling. Kortgezegd houdt dit in dat u een plan van aanpak inlevert hoe u het komende jaar de ontbrekende punten denkt te gaan behalen. Indien dit plan wordt goedgekeurd krijgt u een tijdelijke kwaliteitsregistratie en dus 1 jaar langer de mogelijkheid uw herregistratie in orde te maken. U dient in dit geval wel te voldoen aan de werkervaringseis.
Registratie heeft tot doel de deskundigheid van beroepsbeoefenaren inzichtelijk te maken. Aanleiding voor de oprichting van het kwaliteitsregister was de Wet BIG die in 1997 voor logopedisten en andere paramedici van kracht is geworden. Deze wet zorgt ervoor dat patiënten beschermd worden tegen ondeskundig en onzorgvuldig handelen door beroepsbeoefenaren in de individuele gezondheidszorg.
Inschrijven in het KP is geen wettelijke verplichting, maar in de praktijk eisen zorgverzekeraars dat u kwaliteitsgeregistreerd bent. Ook patiënten en werkgevers verlangen steeds vaker dat de paramedicus kwaliteitsgeregistreerd is. Door u in te schrijven in het KP, laat u zien dat u voldoet aan de kwaliteitseisen van uw beroepsgroep.
Wanneer bepaalde activiteiten, zoals het schrijven van een kwaliteitsjaarverslag, kwaliteitshandboek, het doen van een patiënttevredenheidsonderzoek etc, door meerdere personen worden uitgevoerd, worden de tien punten naar rato van bijdrage verdeeld onder het aantal personen.
Als u een klacht heeft over het KP dan verzoeken wij u deze rechtstreeks bij het KP te melden. Bij het KP kan de klacht worden uitgezocht en kan er rechtstreeks een reactie worden gegeven. Op zich is het goed als de NVLF signalen hoort, maar het is niet de plek waar de klacht in behandeling kan worden genomen. Rechtstreeks melden bij het KP is de meest efficiënte manier.
De NVLF treedt niet in de beoordeling van de vraag of activiteiten wel of geen punten opleveren ten behoeve van de periodieke registratie in het Kwaliteitsregister Paramedici. Logopedisten dienen zelf aan de hand van de criteria te toetsen of een activiteit voor punten in aanmerking komt.
U dient deze activiteit zelf in uw digitaal portfolio bij KP te plaatsen. Als bewijslast dient de verklaring van de Hogeschool waarop het aantal uren van de begeleiding staat vermeld te worden bijgevoegd. U kunt vervolgens via uw digitaal portfolio de punten laten omzetten in geaccrediteerde punten.
1 ECTS is gelijk aan 28 studiepunten.
Indien u in de steekproef valt, dient u eventueel ontbrekende bewijslast in te voegen in uw digitaal portfolio. Uw dossier wordt dan beoordeeld door een onafhankelijke beoordelingscommissie namens de beroepsvereniging.
De beroepscode is te lezen op onze website. Door inschrijving in het KP verklaart u zich akkoord met de beroepscode en handelt hiernaar in uw beroepsuitoefening.
Er is een herintredersregeling voor logopedisten die enige jaren niet meer hebben gewerkt. Deze regeling wordt uitgevoerd door het Kwaliteitsregister Paramedici en kunt u aanvragen via uw digitaal portfolio.
Het aantal uren dat begeleiding van stagiaires kost staat niet gelijk aan het aantal punten. Punten staan voor de mate van leerervaring of kwaliteitsverbetering. Omdat het begeleiden van stagiaires je scherp houdt, levert dit 2 punten op voor elke week stagebegeleiding.
U kunt gebruik maken van het multisource feedbackinstrument dat in PE Online staat. U kunt ook een zelfgekozen instrument gebruiken. Dit instrument dient wel te voldoen aan een aantal criteria en dient u te laten toetsen door het Kwaliteitsregister Paramedici.
Fasen 1, 2 en 4 zijn gewaardeerd met 10 punten per fase. In fase 1 zijn dit geaccrediteerde punten. Indien u ervoor kiest de hele cyclus te doorlopen, krijgt u dus 30 punten, waarvan 10 geaccrediteerd.
IPO bestaat uit vier fasen: reflecteren op uw eigen handelen en hier feedback over vragen; een persoonlijk ontwikkelplan schrijven; uitvoeren van dit plan in de vorm van bij- en nascholing en overige deskundigheidsbevorderende activiteiten; evalueren.
Het Kwaliteitsregister Paramedici heeft een regeling voor herintreders vastgesteld. In de regeling wordt onderscheid gemaakt tussen herintreders die langer dan 5 jaar niet meer werkzaam zijn geweest als logopedist of minder dan 5 jaar. Voor meer informatie over deze regeling www.kwaliteitsregisterparamedici.nl . https://www.kwaliteitsregisterparamedici.nl/kennisbibliotheek > klik op de gewenste regeling.
Om in het KP vermeld te blijven staan moet de geregistreerde elke vijf jaar herregistratie aanvragen. De eerste periode van vijf jaar wordt aan de hand van de diplomadatum bepaald. Bij herregistratie moet de geregistreerde voldoen aan de voor die periode geldende kwaliteitscriteria. De startdatum van de periode bepaalt de geldende kwaliteitscriteria.
In het diplomaregister staan geregistreerden die alleen hebben voldaan aan de in artikel 34 Wet BIG vastgestelde opleidingseisen van het beroep. In het kwaliteitsregister staan geregistreerden die hebben voldaan aan de in artikel 34 Wet BIG vastgestelde opleidingseisen van het beroep en aantoonbaar heeft voldaan aan de kwaliteitseisen van het beroep.
De tarieven voor registratie in het KP zijn voor iedereen gelijk. De tarieven zijn kostendekkend, dat wil zeggen voldoende om de kosten die samenhangen in stand houden van het register te dekken. Het Kwaliteitsregister Paramedici heeft geen winstoogmerk. Kijk voor de actuele tarieven op www.kwaliteitsregisterparamedici.nl.
U hoeft geen lid van de NVLF te zijn om u in te schrijven in het kwaliteitsregister.
Door de inwerkingtreding van de WKKGZ hoeft het kwaliteitsjaarverslag niet meer bij derden te worden ingediend.
Nee, door de inwerkingtreding van de WKKGZ is deze verplichting vervallen. U mag wel een kwaliteitsjaarverslag maken. Dit levert 10 punten op onder de activiteit Kwaliteitszorg bij het Kwaliteitsregister Paramedici. Een format vindt u op onze website: www.nvlf.nl > Vakgebied > Kwaliteit > Kwaliteitsinstrumenten > Overige instrumenten.
Nee, onder de criteria 2020-2025 is het volgen van een IPO voor logopedisten niet verplicht.
Sinds 1 juli 2020 is deelname aan Parkinsonnet voor logopedisten geaccrediteerd voor 6 punten per jaar. Parkinsonnet schrijft voor hun leden de punten jaarlijks bij.
Informatie over accreditatie van bij- en nascholing zie: www.kwaliteitsregisterparamedici.nl/adap.
Kijk voor actuele informatie over kosten op de website van www.kwaliteitsregisterparamedici.nl/adap. Klik op ‘Scholing’ en vervolgens ‘Kosten’.
Krijg ik punten voor mijn werkzaamheden als vakinhoudelijk beoordelaar van accreditatie aanvragen?
Het beoordelen van accreditatieaanvragen wordt niet gezien als een deskundigheidsbevorderende activiteit en levert dan ook geen punten op.
Informatie hierover vindt u hier. Klik op ‘Scholing’ en vervolgens op ‘Logopedisten’ in ‘Agenda scholingen’.
Alle informatie over de procedure, de kosten etc. vindt u hier.
ADAP staat voor Accreditatie Deskundigheidsbevorderende Activiteiten Paramedici. ADAP is geen aparte stichting meer, maar valt onder Kwaliteitsregister Paramedici.
Accreditatie voor logopedisten dient te worden aangevraagd bij de ADAP. Dit staat voor Accreditatie Deskundigheidsbevorderende Activiteiten Paramedici. ADAP is geen aparte stichting meer, maar valt onder het Kwaliteitsregister Paramedici.
Als opleider / scholingsaanbieder vraagt u accreditatie aan via PE-online. Hiervoor heeft u een account met inloggegevens nodig. Meer informatie
Accreditatie wil zeggen dat aan een activiteit een keurmerk is toegekend. De activiteit is beoordeeld op vakinhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische criteria.
Onderwijs
Nee, scholen zijn vrij om het beleid te bepalen. Het formatiebeleid moet jaarlijks met de personeelsgeleding van de MR worden besproken.
Als de logopedische zorg op school uit het onderwijsbudget worden betaald, zijn er geen regels die aan de behandelruimte worden gesteld. Als de behandelingen door de zorgverzekeraars worden vergoed moet de behandelruimte op school aan dezelfde eisen voldoen als die in de vrije vestiging.
De vergaderingen en studiedagen die worden georganiseerd moeten door alle medewerkers worden gevolgd. Als u in deeltijd werkt en hiervoor steeds terug moet komen, worden afspraken gemaakt over de compensatie van deze uren. Indien hierover geen goede afspraken kunnen worden gemaakt, kunt u contact opnemen met de NVLF.
Het pauzerooster is onderdeel van het zogenaamde taakbeleid. Als logopedisten hier nooit aan deelnamen, moet dit eerst in de MR worden besproken. Maak afspraken over wat er van u verwacht wordt (welk deel van het plein of welke groep kinderen, wat te doen bij het optreden van een calamiteit); Ga altijd samen met een leerkracht. De leerkracht is opgeleid om de verantwoordelijkheid voor een hele groep te hebben, dat heb je als logopedist niet. De leerkracht heeft de eindverantwoordelijkheid; Regel recht op pauze. Als u tussen de 5,5 en 8 uur werkt heb je recht op 30 minuten pauze.
FvOv is een koepel van 11 onderwijsvakorganisaties. Zij vertegenwoordigt 34.000 leden. Mede namens de NVLF onderhandelt FvOv over cao’s in het onderwijs, waaronder de cao’s po en vo. Als er sprake is van een reorganisatie binnen uw instelling onderhandelt FvOv over een sociaal plan. Vóór er sprake is van een definitief sociaal plan ontvangt u een uitnodiging van FvOv om uw oordeel erover te geven. Zie verder op deze site bij werk en organisatie / logopedist onderwijs en www.fvov.nl.
Als lid van de NVLF heeft u invloed op uw cao via de aansluiting van de NVLF bij FvOv. Voorafgaand aan de onderhandelingen vragen wij aan de leden wensen voor de cao aan ons door te geven. Als er een onderhandelaarsakkoord voor een nieuwe cao is, informeren wij u over de inhoud en vragen wij uw oordeel. Is er sprake van plannen voor een reorganisatie? Ook dan komen de onderhandelaars van FvOv voor u op. Zie verder op deze site bij werk en organisatie / logopedist onderwijs en www.fvov.nl.
De bewaartermijn van logopedische (medische) gegevens is minimaal 20 jaar. Voor de medische gegevens van minderjarigen geldt een bewaartermijn van 20 jaar die ingaat als de betrokkene meerderjarig wordt, dus het 18e jaar. Dit is op basis van de WGBO (wet op de geneeskundige behandelovereenkomst) verplicht. Deze termijn geldt ongeacht de plaats waar de zorg wordt verleend. In de wet is niet vastgelegd hoe de gegevens bewaard moeten worden. Tegenwoordig is dat voornamelijk digitaal. Binnen het onderwijs is de beantwoording van deze vraag minder eenvoudig. Gaat het om het uitvoeren van een logopedisch onderzoek en sec een logopedische behandeling, dan geldt de bovenstaande termijn. De logopedische ondersteuning binnen het onderwijs is echter aan het verschuiven van een puur logopedische naar een meer onderwijsondersteunende rol. Gaat het om ‘onderwijskundige’ testgegevens en aantekeningen die gemaakt worden voor de ondersteuning die de logopedist (en de leerkracht) de leerling bieden om het curriculum van de school te behalen? Dan kun je redeneren dat dit niet om medische gegevens gaat, maar om gegevens vanuit de onderwijsondersteunende rol die de logopedist heeft. Dan gelden de regels voor de bewaartermijn van het leerlingdossier. Die termijn is 2 jaar. Op onze site staat een document hoe de WGBO op dit punt uitgelegd moet worden. Zie en kijk in het document ‘Logopedisch patientendossier archivering bewaartermijn’. Helaas is er geen kant en klaar antwoord. De scheidslijn tussen het medische en het onderwijskundige deel van het leerling dossier is vaak dun.
Dit zijn de cao PO (voor het basisonderwijs, het speciaal (basis)onderwijs en een aatal praktijkscholen. De cao VO voor het voortgezet onderwijs, de cao MBO en de cao HBO. Er werken ook logopedisten bij een aantal schooladviesdiensten waar de cao AOJ of GAO van toepassing is. Logopedisten die bij een GGD of een gemeente werken vallen niet onder een van de onderwijs cao’s. Op hen is de cao gemeenten (CAR-UWO) van toepassing.
Voor betrouwbare diagnostiek bij taalproblemen gebruiken logopedisten bij voorkeur testinstrumenten met een voldoende COTAN beoordeling (zie richtlijn Logopedie bij taalontwikkelingsstoornissen, aanbeveling 6). Een COTANbeoordeling is 15 jaar geldig.
Voor kinderen in de basisschoolleeftijd en ouder wordt voor diagnostiek vaak de CELF-4-NL gehanteerd. De COTANbeoordeling van de CELF-4-NL stamt uit 2008. Dit betekent dat deze test per 1-1-2023 geen voldoende COTANbeordeling meer heeft. Naar verwachting zullen vanaf die datum indicatieaanvragen waarbij logopedisch onderzoek met de CELF-4-NL is gebruikt niet meer voldoen en zal de CELF-5-NL gehanteerd moeten worden.
Regionale samenwerkingen
Wanneer een voucher van start gaat, vermelden we dat per regio in dit overzicht.
Deze regio’s hebben nog geen duidelijke indeling. Er kan contact opgenomen met ZonMw. ZonMw heeft inzicht of er aanvragen in voorbereiding zijn.
De regio’s zijn te vinden in dit overzicht.
ZonMw heeft de regio’s verdeeld aan de hand van huisartsenregio’s. Zie de kaart op de website van ZonMw.
- Mailingen versturen uit naam van vertegenwoordiger Monodisciplinair verband/Kartrekker n.a.v. postcode gebieden ;
- Hulp bij het invullen van de subsidieaanvraag;
- Optreden als juridische entiteit, waarbij het subsidiebedrag op de rekening van de NVLF wordt gestort en de gemaakte kosten worden uitbetaald via de NVLF;
- Administratieve ondersteuning;
- Vraagbaak
De NVLF dient de aanvraag in als wij deze rol vervullen. Dit kan niet door het samenwerkingsverband worden gedaan
Ja, de NVLF biedt ondersteuning bij de subsidieaanvraag. Neem contact op via logopedie@nvlf.nl
Er is een document over de verschillende entiteiten beschikbaar van Organisatiegraad. Hierin worden de verschillen duidelijk beschreven.
De NVLF kan helpen met de aanvraag en optreden als aanvrager.
De door ZonMw verstrekte subsidies zijn niet belast met BTW. De door ZonMw gesubsidieerde projecten dienen het algemeen belang en ZonMw is geen ‘verbruiker van diensten’ met betrekking tot de door de subsidieontvanger geleverde prestatie. U hoeft dus over de ontvangen subsidie geen BTW af te dragen.
Als u als subsidieontvanger de subsidie aanwendt om goederen of diensten in te kopen, betaalt u daarover BTW. Als u de betaalde BTW niet in de BTW-aangifte kunt verrekenen, kunt u deze opvoeren als projectkosten binnen het maximaal toegezegde subsidiebedrag.
Als je een vooronderzoek bij de Belastingdienst neerlegt, kan het zo zijn dat je geen IB en loonbelasting of inkomstenbelasting moet betalen. Door het vooronderzoek ben je dan vrijgesteld.
De focus moet in eerste instantie liggen op versterking van de samenwerking van eerstelijns logopedisten in de desbetreffende regio. Het kan alleen als er in de regio samenwerking is tussen eerstelijns en tweedelijns logopedisten.
De NVLF adviseert een bedrag van 85 euro per uur.
Het geadviseerde bedrag hangt af van de werkzaamheden die er verricht worden. Dit kan variëren. De NVLF vind het niet logisch dat een lid die een vergadering bijwoont, niet zijnde bestuursleden, 85 euro per uur ontvangt.
Hier zijn geen voorwaarden voor, de invulling is vrij.
Nee, de subsidie is alleen voor kosten die in de toekomst gemaakt worden.
Ja, dat is mogelijk. Uit de aanvraag moet duidelijk blijken dat deze praktijk dit ook doet namens andere praktijken uit de regio.
Bij deze subsidie aanvraag mag hij doorlopen tot eind 2026.
Dit is mogelijk. Je kunt ook zonder een juridische entiteit te zijn de subsidie aanvragen. Dan kan je bijvoorbeeld de NVLF als ontvanger en uitgever van de subsidiegelden opgeven.
De gemiddelde doorlooptijd is 6 weken.
Indien bij de beoordeling blijkt dat de aanvraag onvoldoende aan de beoordelingscriteria voldoet, vindt er een wederhoor plaats. ZonMw vraagt in dat geval om extra informatie of verduidelijking. Als deze aanvullende informatie voldoende verhelderend is, kan de aanvraag alsnog gehonoreerd worden.
De subsidie aanvraag kan tot en met 31 december 2024 worden ingediend.
Er zijn 3 soorten aanvragers: hoofdaanvrager, projectleider en bestuurlijk verantwoordelijke. Je vraagt de subsidie aan als hoofdaanvrager.
De (organisatie)naam moet exact overeenkomen met de naam behorende bij het in te vullen bankrekeningnummer.
De NVLF geeft ondersteuning bij het invullen bij de voucher. Tevens is er door de NVLF een document opgesteld.
Ongeveer tussen de 2000 en 4000 woorden. ER moet goed beschreven zijn wat je wil realiseren samen met bijbehorende activiteiten moeten duidelijk worden beschreven. De NVLF kan hierbij ondersteunen.
Indien je een subsidieaanvraag voor een voucher indient vanuit 1 van de 43 regio’s waar een ZonMw-project loopt (zie het overzicht van lopende projecten) dan is het een voorwaarde dat u aansluit bij en samenwerking zoekt met het lopende project in jouw regio. In de subsidieoproep staat dat je middels een verklaring of Letter of Commitment duidelijk maakt dat je inspanningen levert aan het versterken van de organisatiegraad van uw discipline ten behoeve van de inspanningen van het lopende project en vervolgprojecten die zijn gestart of starten binnen dit programma. De Letter of Commitment waarnaar verwezen wordt in de subsidieoproep is helaas niet passend, wij verzoeken je dringend dit formulier niet te gebruiken. Als alternatief vraagt ZonMw dit format voor de verklaring te gebruiken. Je kunt dit format aanpassen indien van toepassing. Wij verzoeken je de e-mailwisseling met het lopende project (inclusief bevestiging ontvangst) als verklaring toe te voegen als bijlage bij de subsidieaanvraag.
De aanvraag moet monodisciplinair ingediend worden. De omschrijving van doel en aanpak kan het zelfde zijn. Per discipline moet er beschreven worden wat het huidige vertrekpunt is en een bijbehorend stappenplan. Die kan verschillen per discipline.
De subsidie is primair gericht op de versterking van de eerstelijnsorganisatiegraad. Het subsidiebedrag dient dus ook naar de eerstelijns (in dit geval) logopedisten te gaan. Mocht een verbeterde samenwerking met de tweede lijn bijdragen aan de versterking van de eerstelijnsorganisatiegraad, dan mag de subsidie hiervoor gebruikt worden, mits goed onderbouwd. Maar de samenwerking tussen de eerste en tweede lijn mag dus geen primair doel van de voucheraanvraag zijn.
Elke beroepsgroep moet een aparte aanvraag doen. De aanvraag kan in grote mate hetzelfde zijn qua doelstelling en plan van aanpak, maar er moet ook omschreven worden wat de huidige context/vertrekpunten zijn en welke stappen nodig zijn om het doel te bereiken. Dit kan natuurlijk verschillen per discipline.
Ja, dan kan de subsidie 2 keer aangevraagd worden. De aanvraag moet wel ondersteund worden door alle leden in de desbetreffende regio en aansluiting vinden bij beide projecten.
Elke regio heeft een eigen regioplan. Beschrijf goed wat er in de desbetreffende regio gebeurt.
Nee, per regio kan er één subsidie aangevraagd worden.
Nee. Deze subsidie is alleen monodisciplinair aan te vragen.
Ja, Dit is mogelijk vanuit een reeds bestaand goed georganiseerde monodisciplinair samenwerking met veel aangesloten logopedisten. Je kan een deel van het bedrag gebruiken voor inzet in een multidisciplinaire samenwerking. Je dient hiervoor duidelijk het doel te beschrijven.
De subsidie moet monodisciplinair worden aangevraagd. De voorwaarde is dat iedere logopedist bij het monodisciplinair logopedisch netwerk moet kunnen aansluiten. Aanvragen rondom een thema worden niet geaccepteerd.
FAQ is in de maak bij ZonMw. ZonMw heeft een helpdesk waar telefonisch vragen worden beantwoordt.
Dit is te vinden op de website van ZonMw: Projecten | ZonMw Projects
Je zit niet namens een logopedische monodisciplinaire samenwerking aan de regiotafel. Je zit er namens het multidisciplinair verband; Er wordt één iemand afgevaardigd uit een multidisciplinair samenwerkingsverband om namens de hele paramedie in die regio te spreken.
Het ZonMw programma loopt tot en met 2026. Over een vervolg is nog niets bekend. Wel zou er mogelijk voor 2025 een andere subsidieoproep kunnen komen rondom de (mono)disciplinaire organisatiegraad. (Bron: ZonMw)
Ja, op de website van de NVLF staat een voorbeeld aanvraag. Lees hier meer.
Registers Algemeen
Om een bewijs van registratie te ontvangen moet u voldoen aan de criteria die hier voor zijn opgesteld. U moet door de NVLF worden geregistreerd, anders mag u de prestatie niet declareren. De benodigde documenten vindt u op onze website.
Junior- en seniorleden van de NVST ontvangen van de NVLF een bewijs van registratie, dat nodig is om de behandelingen te kunnen declareren. NVST-leden die tevens lid zijn van de NVLF krijgen het registratieformulier automatisch toegezonden.
De nieuwe bewijzen van registratie worden voorzien van een datum van afgifte en geldigheidsperiode, welke door de zorgverzekeraars ter controle opvraagbaar zijn bij de NVLF.
Niet-leden betalen 50% van de contributie van het huidige jaar.
Onder preverbale logopedie wordt verstaan begeleiding van patiënten met een ontwikkelingsleeftijd tot twee jaar met eet- en drinkproblemen (bijvoorbeeld leren zuigen en slikken, bijvoorbeeld begeleiding sondevoeding) met instructie aan ouder(s)/ verzorger(s). De prestatie is niet aangevraagd voor een hulpvraag op gebied van taal en communicatie. De discussie of beginnende communicatie wel of niet onder de uursbehandeling preverbale logopedie valt, heeft een paar jaar geleden gespeeld. Destijds zijn we tot de conclusie gekomen dat een relatie tussen eet- en drinkproblematiek en beginnende communicatie uit de literatuur niet vast te stellen is. Daarom is besloten om de beginnende communicatie niet onder de prestatie preverbale logopedie te laten vallen.
Richtlijnen
Het blijkt in de praktijk lastig om voor behandelingen die langer duren dan zes maanden een SMART-einddoel te formuleren. Het traject is vaak moeilijk te overzien. Er kunnen immers talloze factoren zijn die er voor zorgen dat het geformuleerde doel niet gehaald wordt. Omdat er gekozen is voor trajecten van maximaal zes maanden kunt u bij langer lopende behandelingen die doelen beter een hoofddoel noemen. Het staat u vrij om ook een einddoel te formuleren als de behandeling langer dan zes maanden gaat duren.
Behandelingen die langer duren dan zes maanden zijn vaak moeilijk te overzien. Er is voor gekozen om het hoofddoel te formuleren voor maximaal zes maanden. Hierdoor kunt u de behandeling opknippen in kortere perioden en evalueert u tussentijds met de patiënt om te zien of u nog op de goede weg bent. Dit maakt het proces inzichtelijker voor patiënt en logopedist.
Bij de eerste afspraak met de patiënt of het moment dat het hoofddoel van de behandeling is geformuleerd? De eerste evaluatie vindt altijd na maximaal zes maanden plaats. Daarbij wordt gerekend vanaf de eerste afspraak met de patiënt. Dat geldt ook als het proces van anamnese, onderzoek, analyse tot en met het vaststellen van het behandelplan met hoofddoel meer tijd in beslag neemt dan één sessie. Dus stel dat u voor het opstellen van een behandelplan één maand nodig hebt, dan vindt de eerste evaluatie maximaal vijf maanden na het vaststellen van het hoofddoel plaats. Op basis van de resultaten wordt een nieuw behandelplan, inclusief een hoofddoel, gemaakt voor wederom maximaal zes maanden (maar het mag ook korter). Dit proces herhaalt zich. Aan het einde van iedere periode (van maximaal zes maanden) wordt geëvalueerd. Daarbij gaat het om zowel het behandelproces als het behandelresultaat volgens de patiënt en de logopedist. Dit betekent niet dat alle testen en onderzoeken herhaald moeten worden, maar alleen die testen en onderzoeken die nodig zijn om te bepalen of het hoofddoel voor de desbetreffende periode is gehaald. Deze werkwijze geven alle betrokkenen meer duidelijkheid over de doelmatigheid van de behandeling en wordt de doelmatigheid bevorderd.
Na maximaal zes maanden voer je een evaluatie uit. Je kijkt samen met de patiënt in welke mate het hoofddoel voor de afgelopen periode is behaald. Een evaluatie bestaat uit datgene wat op dat moment relevant is. Dit kan bijvoorbeeld zijn: een beoordeling van het behandelproces en resultaat (volgens de patiënt en volgens de logopedist) tot nu toe. Dit betekent niet dat alle testen en onderzoeken herhaald moeten worden.
Volgens de richtlijn dossiervorming wordt het hoofddoel na maximaal zes maanden geëvalueerd. Er zijn situaties waarin tijdens het diagnostisch traject één of meerdere testen worden afgenomen. Dit kan een aantal behandelingen in beslag nemen. Dit kan consequenties hebben voor de termijn van het hoofddoel en voor de evaluatie.In het onderstaande voorbeeld wordt toegelicht hoe u hiermee om kunt gaan. Stel u heeft een patiënt die komt op 15 maart 2019 voor een eerste afspraak. Uw diagnostisch traject duurt twee maanden waarin u test(en) afneemt. U kunt gedurende het diagnostisch traject een hoofddoel opstellen voor twee maanden op basis van de specifieke hulpvraag. Denk aan een doel op activiteiten- of participatieniveau gemeten met een VAS. Er van uitgaande dat de logopedist gedurende het diagnostisch traject al start met behandeling en adviezen en informatie geeft aan de patiënt. Na twee maanden evalueert u het doel. Het diagnostisch traject sluit u af na twee maanden (op 15 mei). De test(en) (zoals de CELF) mag u na zes maanden herhalen (15 november), dus u stelt een behandelplan op met een nieuw hoofddoel (voor maximaal zes maanden) bijvoorbeeld uitgaande van de uitkomst van de test. De behandelepisode heeft u daarmee opgesplitst in twee periodes van respectievelijk twee maanden (waarvan twee voor de diagnostiek plus start behandeling) en een behandelperiode van zes maanden. U kunt bijvoorbeeld ook kiezen voor twee periodes van vier maanden, al dan niet rekening houdend met bijvoorbeeld vakanties.
Het hoofddoel moet binnen maximaal vijf behandelingen (sessies met de patiënt) vastgelegd zijn. Deze afspraak is gekomen om een doelmatige en efficiënte behandeling te stimuleren. Het aantal van vijf behandelingen is gebaseerd op het feit dat het merendeel van de logopedische testen binnen vijf behandelingen afgenomen kan worden. Deze eis is vanaf 1 juli 2017 opgenomen in een addendum bij de richtlijn dossiervorming en wordt getoetst tijdens de kwaliteitstoets vanaf 1 januari 2018. Vanaf 1 juli 2019 is deze eis opgenomen in de NVLF-richtlijn logopedische dossiervorming.
De logopedist legt de keuzes die zij maakt vast in het dossier volgens de richtlijn dossiervorming van de NVLF.
De werkwoorden dienen/moeten, kiezen/nemen en kunnen staan in verband met de mate van aanbeveling. Op pagina 14 van de richtlijn vindt u een tabel (1.1) met een leeswijzer voor de aanbevelingen.
Hiermee wordt bedoeld dat het kind meer vooruit gaat op het gebied van taalvaardigheid dan verwacht mag worden op basis van maturatie. In de praktijk betekent dit bijvoorbeeld een duidelijke vooruitgang in Q-score of andere standaardscore. Per test kan worden opgezocht welke mate van vooruitgang significant is.
Bij signalering spreekt men over een mogelijke TOS (pagina 29 van de richtlijn). Bij diagnosestelling tot 3 jaar spreekt men over vermoedelijke TOS (pagina 55 van de richtlijn).
Een afkapwaarde is de waarde die wordt aangehouden vanaf waar een testresultaat als afwijkend wordt genoemd.
De disciplines die nodig zijn om de inclusie- en exclusiecriteria voor TOS vast te stellen. Dit kan per instelling verschillen (bijvoorbeeld orthopedagoog versus psycholoog).
De logopedist kan dit vast stellen op basis van zijn of haar klinisch redeneren. Houd hierbij wel rekening met aanbeveling 9 en 10 (pagina 80 en 81 van de richtlijn). Bij twijfel dient de logopedist altijd te verwijzen voor multidisciplinair onderzoek (in overleg met ouders, via een arts).
De logopedist kan dit vast stellen op basis van zijn of haar klinisch redeneren. Houd hierbij wel rekening met aanbeveling 9 en 10 (pagina 80 en 81 van de richtlijn). Het taalbegrip kan hierbij ook indicatief zijn. Bij een gemiddeld taalbegrip is het aannemelijker dat er een normale intelligentie is, dan bij een beneden gemiddeld taalbegrip. Bij twijfel dient de logopedist altijd te verwijzen voor multidisciplinair onderzoek (in overleg met ouders, via een arts).
De richtlijn voor richtlijnen van het kwaliteitstinstituut zegt hierover: Gebruikers van een richtlijn moeten zich realiseren dat richtlijnen geen dwingende voorschriften zijn. Richtlijnen bevatten expliciete, zo veel mogelijk op evidence gebaseerde aanbevelingen en inzichten waaraan zorgverleners behoren te voldoen om kwalitatief optimale zorg te verlenen. Aangezien deze aanbevelingen hoofdzakelijk gericht zijn op de ‘gemiddelde patiënt’ en de praktijk meestal complexer is dan in de richtlijn is weergegeven, kunnen – en soms moeten – zorgverleners in individuele gevallen afwijken van de aanbevelingen in de richtlijn. Wie contrair aan een aanbeveling uit een richtlijn handelt, moet dat motiveren in het zorgdossier. Naarmate de aanbeveling stringenter is opgesteld, wordt het afwijken uitgebreider verantwoord in het zorgdossier.
Als er alleen sprake is van een blootstellingsachterstand is er geen sprake van TOS en dan geldt de richtlijn niet.
Nee, alle aanbevelingen, ongeacht de sterkte, moeten in principe worden opgevolgd. Bij alle aanbevelingen moet het worden genoteerd als er van wordt afgeweken. De richtlijn voor richtlijnen van het kwaliteitstinstituut zegt hierover: gebruikers van een richtlijn moeten zich realiseren dat richtlijnen geen dwingende voorschriften zijn. Richtlijnen bevatten expliciete, zo veel mogelijk op evidence gebaseerde aanbevelingen en inzichten waaraan zorgverleners behoren te voldoen om kwalitatief optimale zorg te verlenen. Aangezien deze aanbevelingen hoofdzakelijk gericht zijn op de ‘gemiddelde patiënt’ en de praktijk meestal complexer is dan in de richtlijn is weergegeven, kunnen – en soms moeten – zorgverleners in individuele gevallen afwijken van de aanbevelingen in de richtlijn. Wie contrair aan een aanbeveling uit een richtlijn handelt, moet dat motiveren in het zorgdossier. Naarmate de aanbeveling stringenter is opgesteld, wordt het afwijken uitgebreider verantwoord in het zorgdossier. Bekijk hier de richtlijn.
Het gaat in dit geval om classificatie die verder gaat dan taalproductie en taalbegrip. Bijvoorbeeld: fonologisch-semantisch profiel, of perceptie-syntaxis etc. U klasseert dus alleen op de typen kinderen met een taalproductiestoornis en een relatief goed begrip en kinderen met zowel een taalproductie- als een taalbegripsstoornis.
De richtlijn is van toepassing bij mogelijke TOS, vermoedelijke TOS en TOS. Je start met de richtlijn TOS bij alle kinderen die met een hulpvraag gericht op taal worden aangemeld.
Als er gaandeweg het logopedisch proces blijkt dat er geen sprake is van een TOS, mag je stoppen met het volgen van de richtlijn. Dit kan zijn n.a.v. gegevens die je verzamelt vanuit anamnese, onderzoek, evalueren van de behandeling et cetera. De inhoud van de richtlijn blijft toepasbaar en zinvol voor kinderen die geen specifieke TOS hebben.
Alle dossiers met code 3100 zijn in principe richtlijn TOS-dossiers. Bij deze dossiers kun je nagaan of de richtlijn is ingezet en waarom wel of niet. Bij niet-specifieke TOS hoef je de richtlijn niet te volgen, toch hoort hier ook diagnosecode 3100 bij.
Aanbeveling 7, 8, 12 en 18 uit de richtlijn TOS zijn opgenomen in de criteria kwaliteitstoets.
Een richtlijn is gebaseerd op evidence. Er is vaak weinig evidence beschikbaar over Nederlandse testen of behandelmaterialen, vandaar dat er bij het schrijven van een richtlijn buitenlandse evidence wordt gebruikt. Dit kan dus uitmonden in een aanbeveling van een buitenlandse test. Dit wil niet zeggen dat de test die de Nederlandse logopedisten gebruikten slecht is, maar voor de effectiviteit van die test is (vaak) geen evidence te vinden.
Het niet in huis hebben van testen is onvoldoende motivatie om van een richtlijn af te wijken. Dit omdat men alleen mag afwijken als het in het belang van goede zorgverlening noodzakelijk is om af te wijken. Zie de veelgestelde vraag “Wanneer mag je afwijken van de richtlijn? En wat noteer ik?”
Als een richtlijn vastgesteld en gepubliceerd is, moet er vanaf dat moment naar gehandeld worden. Wel is het zo dat logopedisten een half jaar krijgen om zich de richtlijn eigen te maken en de interne organisatie op orde te brengen. Na dit half jaar wordt er verwacht dat de logopedist de richtlijn naleeft. Als de logopedist getoetst wordt tijdens een audit wordt deze regel ook aangehouden. Zorgverleners kunnen gemotiveerd afwijken van de richtlijn. Als een logopedist van de richtlijn afwijkt is het belangrijk dat dit wordt beargumenteerd en gedocumenteerd in het patiëntendossier. Voor meer informatie hierover zie de veel gestelde vraag ‘Wanneer mag je afwijken van een richtlijn? En wat noteer ik?’
Als het in het belang van goede zorgverlening noodzakelijk is om af te wijken, kan of moet zelfs worden afgeweken. Het is daarbij van belang dat de af- en overwegingen om in een individueel geval tot een andere behandeling te komen dan in een richtlijn of (landelijk) protocol staat in het dossier worden vastgelegd. Op deze wijze kan te allen tijde verantwoording worden afgelegd. Bijvoorbeeld: het kan zijn dat een aanbevolen behandeling niet aansluit bij de situatie van de cliënt. Het niet in huis hebben van aanbevolen testen / materialen is echter onvoldoende motivatie om van een richtlijn af te wijken. Waarom er wordt afgeweken moet goed genoteerd worden in het dossier van de cliënt. Vermeld in het dossier niet alleen de gekozen handelwijze, maar ook de verworpen handelwijze(-n), het is van belang om inzicht te geven in de gedachtegang van de logopedist. Vermeld hierbij niet alleen dat ‘de cliënt gewezen is op mogelijke risico’s’, maar beschrijf tevens, kort, de aard van de besproken risico’s.
De zorgverlener is gehouden om bij zijn werkzaamheden de zorg van een goed zorgverlener in acht te nemen en daarbij te handelen volgens de professionele standaard van de beroepsgroep (artikel 7:453 Burgerlijk Wetboek). In de rechtspraak is dit aldus geformuleerd; ‘de zorgverlener moet die zorg betrachten die de redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot in dezelfde omstandigheden ook zou hebben betracht. Dit betekent voor de logopedist dat gehandeld moet worden volgens de normen en standaarden van de beroepsgroep, zoals is vastgelegd in richtlijnen en protocollen. Het is echter niet de bedoeling dat een richtlijn of protocol zonder meer gevolgd wordt.(Bron: ‘Wettelijke eisen bij beroepsuitoefening’)
Als een richtlijn vastgesteld en gepubliceerd is, moet er vanaf dat moment naar gehandeld worden. Wel is het zo dat logopedisten een half jaar krijgen om zich de richtlijn eigen te maken en de interne organisatie op orde te brengen. Na dit half jaar wordt er verwacht dat de logopedist de richtlijn naleeft. Als de logopedist getoetst wordt tijdens een audit wordt deze regel ook aangehouden. Zorgverleners kunnen gemotiveerd afwijken van de richtlijn. Als een logopedist van de richtlijn afwijkt is het belangrijk dat dit wordt beargumenteerd en gedocumenteerd in het patiëntendossier. Voor meer informatie hierover zie de veel gestelde vraag ‘Wanneer mag je afwijken van een richtlijn? En wat noteer ik?’
Richtlijnen worden geschreven om doeltreffend en doelmatig (para)medisch handelen te bevorderen. Indirect wordt daarmee de kwaliteit van zorg voor de cliënt gestimuleerd. De NVLF adviseert logopedisten sterk om te handelen volgens de richtlijn. Het kan voorkomen dat een logopedist niet volgens een richtlijn kan handelen en dat de cliënt ondanks dit gegeven toch door deze logopedist behandeld wil worden, bijvoorbeeld vanwege de afstand / nabijheid van de praktijk. In dit geval is het zaak om aan de cliënt uit te leggen dat je eigenlijk volgens een richtlijn moet werken, dat je daaraan niet kan voldoen en wat de risico’s voor de cliënt zijn. Leg dit ook vast in het dossier van de cliënt. En leg vast dat de cliënt zelf afstand verkiest boven werken volgens de richtlijn. De NVLF raadt aan dat de logopedist dan afstemming zoekt met een expert, bijvoorbeeld in afasieteams. Bovenstaande weerhoudt de logopedist niet om te besluiten geen behandeling te bieden aan deze cliënt, omdat niet voldaan kan worden aan de gestelde kwaliteitseisen. Deze afweging dient de logopedist altijd te maken voordat de logopedist besluit om in gesprek te gaan met de cliënt over de mogelijkheden. Zie ook de veel gestelde vraag “Wanneer mag je afwijken van de richtlijn? En wat noteer ik?”
Op pagina 11 in hoofdstuk twee van de richtlijn staat: deze richtlijn is uitsluitend gericht op volwassen personen met afasie, bij wie de afasie het gevolg is van een beroerte. De richtlijn is dus niet geschreven voor de doelgroep van patiënten met PPA.
De zorgverlener rapporteert minimaal één keer per jaar aan de verwijzer/behandelend arts. De startdatum is de datum van het eerste consult. De verplichting voor het versturen van een startverslag is daarmee komen te vervallen. Een eindverslag blijft wel verplicht.
Er is geen richtlijn voor welke medewerkers (en van welk niveau) kunnen worden ingezet bij het begeleiden van cliënten met slikproblemen. Iedere instelling heeft hier een eigen beleid in, vaak in afstemming met de logopedisten. De richtlijn SKILZ Slikproblemen (2023) beschrijft aanbevelingen in organisatie van zorg bij slikproblemen in hoofdstuk 1.7. De richtlijn Slikproblemen is te vinden op www.richtlijnenlangdurigezorg.nl.
https://www.richtlijnenlangdurigezorg.nl/richtlijnen/slikproblemen/overzicht-van-aanbevelingen/herkennen-van-slikproblemen
Het is wettelijk niet nodig om een schriftelijke behandelingsovereenkomst met uw patiënt aan te gaan. Mocht u gebruik willen maken van de model-behandelovereenkomst van de NVLF, wijzen wij erop dat dit model is bedoeld als voorbeeld. Wij adviseren om zo nodig een deskundige te raadplegen als u van dit model gebruik wilt maken zodat de overeenkomst op maat gemaakt kan worden voor uw specifieke situatie.
Het is mogelijk om overeen te komen dat het behandelplan mondeling is toegelicht. Echter, wetende dat een schriftelijke behandelingsovereenkomst wettelijk niet hoeft en het gegeven dat het behandelplan de inhoud van de behandeling betreft, adviseren wij om als de overeenkomst (tevens) schriftelijk wordt aangegaan, dan ook volledig te zijn door het behandelplan daarin op te nemen.
Het hoeft niet schriftelijk, echter als de toestemming schriftelijk wordt gegeven heeft de logopedist ‘bewijs’ dat de medische gegevens met derden mochten worden gedeeld. De AVG vereist dat de verwerkingsverantwoordelijke moet kunnen aantonen dat de betrokkene de toestemming voor de verwerking heeft gegeven (artikel 7 lid 1 AVG). Dat zou ook langs andere weg dan door middel van een schriftelijke verklaring kunnen, maar dat is wel eenvoudig om te regelen. Bovendien blijkt het uit feit dat de patiënt een handtekening heeft gezet dat het een overwogen keuze was.
Het kan als optioneel worden opgenomen. Het is mogelijk om overeen te komen dat het behandelplan mondeling is toegelicht. Echter, wetende dat een schriftelijke behandelingsovereenkomst wettelijk niet hoeft en het gegeven dat het behandelplan de inhoud van de behandeling betreft, adviseren wij om als de overeenkomst (tevens) schriftelijk wordt aangegaan, dan ook volledig te zijn door het behandelplan daarin op te nemen
Veiligheid
- De hoofdregel is dat een zorgverlener de behandelingsovereenkomst niet mag opzeggen, behoudens gewichtige redenen (artikel 7:460 Burgerlijk Wetboek). De wetgever heeft het aan de praktijk overgelaten wat onder ‘gewichtige redenen’ wordt verstaan. Uit jurisprudentie valt op te maken dat een zorgverlener heel terughoudend moet zijn met het aannemen van dringende redenen. Ook moet een zorgverlener die voornemens is een behandelingsovereenkomst op te zeggen zorgvuldigheidseisen in acht te nemen. De KNMG heeft in de richtlijn ‘Niet-aangaan of beëindiging van de geneeskundige behandelingsovereenkomst’ d.d. 2005 aan de hand van diverse voorbeelden een goed overzicht gegeven in welke gevallen sprake kan zijn van gewichtige redenen en hoe zorgvuldig kan worden opgezegd. De richtlijn is dan ook voor logopedisten bruikbaar.
- 2. Bij grensoverschrijdend gedrag door een ouder gemaakt het het extra gecompliceerd daar de patiënt zelf geen grensoverschrijdend gedrag hoeft te vertonen, maar wel de dupe is als de behandelingsovereenkomst wordt beëindigd. Zoals ook uit de KNMG richtlijn kan worden opgemaakt, dient bij beoordeling van de vraag of sprake is van gewichtige redenen alle feiten en omstandigheden in ogenschouw te worden genomen. In een dergelijke situatie zou de ouder eerst aangesproken moeten worden op het grensoverschrijdend gedrag en gewezen op de consequenties die dit voor de behandeling van zijn of haar kind kan hebben. Helaas hangt de beantwoording van de vraag wat in een dergelijke situatie ‘gewichtige redenen’ vormen teveel af van de specifieke feiten en omstandigheden om een concreet antwoord te geven.
De NVLF heeft haar juridisch adviseur gevraagd wanneer een behandelingsovereenkomst opgezegd kan worden:
De hoofdregel is dat een zorgverlener de behandelingsovereenkomst niet mag opzeggen, behoudens gewichtige redenen (artikel 7:460 Burgerlijk Wetboek). De wetgever heeft het aan de praktijk overgelaten wat onder ‘gewichtige redenen’ wordt verstaan. Uit jurisprudentie valt op te maken dat een zorgverlener heel terughoudend moet zijn met het aannemen van dringende redenen. Ook moet een zorgverlener die voornemens is een behandelingsovereenkomst op te zeggen zorgvuldigheidseisen in acht te nemen. De KNMG heeft in de richtlijn ‘Niet-aangaan of beëindiging van de geneeskundige behandelingsovereenkomst’ d.d. 2005 aan de hand van diverse voorbeelden een goed overzicht gegeven in welke gevallen sprake kan zijn van gewichtige redenen en hoe zorgvuldig kan worden opgezegd. De richtlijn is dan ook voor logopedisten bruikbaar. ‘Zeer onheus of agressief gedrag’ is één van de gewichtige redenen.
Die situatie maakt het extra gecompliceerd daar de patiënt zelf geen grensoverschrijdend gedrag hoeft te vertonen, maar wel de dupe is als de behandelingsovereenkomst wordt beëindigd. Zoals ook uit de KNMG richtlijn kan worden opgemaakt dient bij beoordeling van de vraag of sprake is van gewichtige redenen alle feiten en omstandigheden in ogenschouw te worden genomen. In een dergelijke situatie zou de ouder eerst aangesproken moeten worden op het grensoverschrijdend gedrag en gewezen op de consequenties die dit voor de behandeling van zijn of haar kind kan hebben. Helaas hangt de beantwoording van de vraag wat in een dergelijke situatie ‘gewichtige redenen’ vormen teveel af van de specifieke feiten en omstandigheden om een concreet en eenduidig antwoord te geven.
Steeds vaker worden vragen gesteld over de mogelijkheden om de behandelingsovereenkomst te kunnen opzeggen vanwege ontoelaatbaar gedrag van een cliënt of diens begeleider. Een deel van de vervelende situaties zijn mogelijk te voorkomen door bij aanvang van de behandelingsovereenkomst (nog) duidelijk(er) de verwachtingen te bespreken en te wijzen op de huisregels van de praktijk. De situatie kan hiermee nog niet worden uitgesloten, maar hopelijk helpt het toch een beetje. En mocht het niet goed gaan, kan worden gerefereerd aan de afspraken om goede zorg te kunnen bieden.
Download hier een voorbeeld van gedragsregels voor de logopediepraktijk.
In de risico-inventarisatie en –evaluatie, beter bekend als de RI&E Logopedie, die iedere werkgever verplicht is uit te voeren, wordt in hoofdstuk 2.2. aandacht besteed aan ongewenst gedrag en hoe praktijken hiervoor een beleid kunnen ontwikkelen.
Heb je te maken (gehad) met grensoverschrijdend gedrag? Iedere werkgever is volgens de RI&E verplicht een vertrouwenspersoon aan te wijzen. Deze vertrouwenspersoon kan je adviseren over wat jouw rechten en mogelijkheden zijn.
Ook kun je contact opnemen met je huisarts, hij/zij is de officiële verwijzer voor verdere medische of psychische hulp.
En je kunt terecht bij de speciaal getrainde medewerkers van Slachtofferhulp Nederland. Lees hier meer. Zij kijken samen met jou wat je nodig hebt.
In eerste instantie kun je de cliënt of de begeleider aanspreken op grensoverschrijdend gedrag.
Door het melden van incidenten kunnen u en uw collega’s leren van een incident dat bij u voorgekomen is. Zij hoeven dus niet eerst hetzelfde incident mee te maken om tot verbetering te komen. Het delen van incidenten draagt dus bij aan de professionaliteit van uw vak.
Hoe ga je om met grensoverschrijdend gedrag van een cliënt of de begeleider van een cliënt? Of met een cliënt of begeleider die agressief gedrag vertoond?
Een incident is elke onbedoelde gebeurtenis tijdens het zorgproces die tot schade aan de patiënt heeft geleid, had kunnen leiden of (nog) kan leiden. Kortom, een gebeurtenis in de patiëntenzorg waarvan u zegt: “dat had beter gemoeten” of “dat had niet mogen gebeuren”.
In de gezondheidszorg gaat wel eens wat mis. Als dit een risico voor de patiënt met zich meebrengt, is de patiëntveiligheid in het geding. Er wordt verwacht van professionals en instellingen dat zij de kans op missers zo klein mogelijk maken. Ook wordt van hen verwacht dat zij na een incident maatregelen nemen om herhaling te voorkomen. Dit alles is er op gericht de zorg zo veilig mogelijk te maken. Het geheel wordt veiligheidsmanagement genoemd.
Verrekening contributie
Het volledige bedrag van de contributie van de NVLF wordt aan het einde van het kalenderjaar van uw bruto salaris of eindejaarsuitkering afgetrokken. Het bedrag waarover loonbelasting en sociale premies wordt betaald wordt hiermee lager. Dit levert u de besparing op. Na aftrek van alle posten wordt het volledige bedrag van de contributie bij het netto salaris opgeteld.De vrije ruimte van de werkkostenregeling bedraagt 1,2% van het fiscale loon. In de eerste lijn is de vrije ruimte vaak ontoereikend om de contributie van de NVLF in zijn geheel met het loon te verrekenen.
Alle zelf betaalde contributie kan worden verrekend met het bruto salaris of de eindejaarsuitkering. De kans bestaat wel dat de werkgever de oorspronkelijke regeling afschaft, omdat dit ten laste gaat van het eigen budget. De fiscale maatregel kost de werkgever niets.
Er is vaak een aanvraagformulier per instelling of cao beschikbaar.
Het verrekenen van de contributie van de NVLF levert ook de werkgever een besparing op. De regeling is een fiscale regeling. Omdat het bruto salaris wordt verlaagd betaalt de werkgever ook minder loonbelasting, sociale premies en pensioenpremie. De regeling is dus gunstig voor beide partijen. De verrekening van de contributie wordt bekostigd uit de vrije ruimte van de werkkostenregeling. In de eerste lijn is de hoogte van de vrije ruimte vaak ontoereikend om de contributie van de NVLF te kunnen verrekenen.
Het verrekenen van de contributie via het salaris is een fiscale regeling. Je betaalt niet aan de werkgever, er wordt dus ook niet dubbel betaald.
Vrije vestiging
De werkgroep die moet gaan bedenken hoe we productiever kunnen werken issamengesteld. hoe kunnen we productiever werken en hoe kunnen we efficiënter eenonderneming voeren? Ik meende dat er veel protesten waren tegen deze opdracht en niet(zoals het bestuur stelt) omdat wij domme ganzen zijn die productiviteit verwarren met hardwerken, maar omdat we gewoon willen weten waarom de fysiotherapiepraktijken als maatstafgelden voor de andere paramedische beroepsgroepen. Oefen-ergo en logopedie hebben eenwezenlijk andere inhoud en doelgroep (en dus werkwijze) dan het merendeel van defysiotherapiepraktijken. Ook al zegt Gupta en het bestuur dat we niet worden vergeleken, we worden wel naast elkaar gezet met dezelfde variabelen. In mijn ogen is dat vergelijken. Wil de LR – in verband met de vele protesten- zich herberaden op deze opdracht aan het bestuur? Ik vrees dat heel veel leden zich in de kou voelen staan. Antwoord: Het betreft een kostenonderzoek paramedisch zorg. Op basis waarvan wordt geconcludeerd dat fysiotherapie de maatstaf is?Voorbeeld: bij de normatieve verdeling directe en indirecte tijd krijgt fysio2,6 minuten voor administratie toebedeeld, logopedie 5. En voor overleg derden krijgt fysio 10 minuten en logopedie 15 minuten.
[antwoord volgt]
[antwoord volgt]
Neen
Betreft gemiddelden! De medewerker in loondienst zal meer dan 10 cliënten per dag behandelen en de praktijkhouder minder, dus heeft zij meer tijd voor andere zaken. En als praktijkhouder zal je wss meer dan 38,5 uur per week werken.
De combinatie van een tarief van €38 en een productiviteit van 60% (2400 behandelingen per jaar bij 1 fte) genereert een concurrerend omzet van 90K voor een solopraktijkhouder. Dit is een groeiscenario en iets anders dan kostendekkend. Het normatieve salaris is gebaseerd op die van cao’s 2e lijn, waarmee je wilt kunnen concurreren.
Daar moet ook goed naar gekeken worden. Is het vanzelfsprekend dat de behandeling stopt als er vakantie is? Wat kan telelogopedie hierbij betekenen? Onderwerp voor de werkgroep om hier invulling aan te geven.
Met de werkgroep worden ideeën bedacht om deze productiviteit te gaan benaderen. Betekent dat mijn de administratieve lasten echt naar beneden moeten en hier hebben we zelf ook invloed op.
Uit onderzoek bleek dat een logopedist 40% besteed aan directe patientenzorg en 60% aan indirecte zorg zoals opstellen verslagen, bij houden dossier, mail enz. Met z’n allen geven we ook continu aan dat we van mening zijn dat de administratieve lasten te hoog vinden. Uit het rapport blijkt dat de administratieve lasten hoog zijn. Hier willen we met z’n allen aan blijven werken. NVLF bestuur en bureau willen nagaan, o.a. m.b.v. de werkgroep, wat zij zelf aan de productiviteit kan doen. Juist daar kritisch naar kijken, wat zijn de mogelijkheden.
Berekend is, dat een logopedist gemiddeld 60% van de tijd bezig zou moeten zijn met directe patiëntenzorg en dat 40% nodig is voor zaken als bedrijfsvoering, deelname aan netwerken, kwaliteit en scholing, patiëntgebonden administratie buiten zittingstijd en overleg met derden.Die 60% wordt in de praktijk gemiddeld bij lange na niet gehaald. Het gemiddelde ligt op 40%. Dat is lager dan bij andere paramedische beroepsgroepen. Dat betekent…?Logopedisten besteden veel tijd aan zaken buiten de tijd die ze direct besteden aan de patiënt/cliënt. Daardoor kunnen ze bij een gemiddelde werkweek relatief weinig patiënten behandelen en begeleiden. Dat drukt de inkomsten enorm. Een logische conclusie is dus dat de productiviteit omhoog zou moeten, stellen de onderzoekers. Bij een gelijkblijvende werkweek stijgen de inkomsten doordat er meer patiënten behandeld kunnen worden. Hoe is dat te realiseren?Het is belangrijk dat de administratieve werkdruk vermindert. Dat concluderen ook de onderzoekers. Minder administratieve lasten, minder onnodig papierwerk. Dat is ook een boodschap aan de zorgverzekeraars. Daarnaast zal in de toekomst de inzet van e-health kunnen bijdragen aan een hogere productiviteit. Bij andere paramedische beroepsgroepen (zoals fysiotherapeuten) ziet Gupta mogelijkheden om patiënten groepsgewijs te begeleiden, maar dat is volgens het onderzoek bij logopedie niet of nauwelijks mogelijk.
Dat is niet een conclusie die Gupta trekt. Het onderzoeksbureau heeft alleen naar de kosten gekeken en doet geen uitspraak over de tarieven. Maar die twee zijn natuurlijk wel gekoppeld. Voor de NVLF is nu duidelijk aangetoond dat de huidige tarieven niet hoog genoeg zijn voor een reële vergoeding voor kosten en inkomen. Aan de andere kant zal ook de productiviteit verhoogd moeten worden om het inkomen te kunnen ‘verdienen’. Met andere woorden: om het norminkomen te verdienen moet gemiddeld 9,1 behandelingen (per dag op jaarbasis) gewerkt worden. Daarbij geldt voor veel logopediepraktijken dat de indirecte uren naar beneden moet worden bijgesteld voor een 38-urige werkweek.
Neen, niet meegenomen in onderzoek
Zie pag 89-92 , o.a. meegedacht over verbetermogelijkheden
Daar is door Gupta geen onderzoek naar gedaan, zij heeft bijv geen vergelijking gemaakt met de uitkomsten van het SEO rapport van 2011. De extra investeringen in software, abonnementen en elektronica zouden ook moeten opleveren en niet alleen kosten
Tijdens de sessie van 24 maart, hadden we het over de ideale grootte van een logopediepraktijk. GUPTA laat zich hier niet over uit. NVLF constateert obv eigen onderzoek dat een praktijk met 5 tot 10 medewerkers de ideale grootte lijkt te zijn.
Het rapport is opgesteld door Gupta Strategists (Gupta) in opdracht van het Paramedisch Platform Nederland (waaronder de NVLF), Koninklijk Nederlands Genootschap Fysiotherapie, Stichting Keurmerk Fysiotherapie, Zorgverzekeraars Nederland en het ministerie van VWS. Het onderzoek is door Gupta uitgevoerd en de conclusies zijn door Gupta opgesteld. Het rapport staat dan ook niet ter discussie. Gupta heeft haar werk gedaan, de beroepsverenigingen en zorgverzekeraars zijn nu aan zet.
In het onderzoek zijn ook praktijken betrokken met een plusovereenkomst. Uiteindelijk is het onderzoek gebaseerd op gemiddelden dus zowel praktijken met reguliere overeenkomst als een plusovereenkomst.
Nee, per zorgverzekeraar kunnen verschillen tarieven worden vastgesteld. Naast het reguliere tarief zijn er ook de zogenaamde plustarieven. Hierover gaat de NVLF de komende periode in gesprek met de zorgverzekeraars.
Nee, het tarief wordt gebaseerd op de landelijk gemiddelden.
Gupta gaat uit van gemiddeld 6,8 uur per week voor vakantie. 353,60 uur op jaar basis. Dat staat voor 8,8 weken voor vakantie en feestdagen.
Productiviteit 60% Declarabele tijd 23,1 uur/weekBehandelvolume 9,1zittingen/dag Prestatieduur 30 minutenDeel behandelingen aan huis 4% Niet-declarabele tijd 15,4 uur/weekAdministratietijd per patiënt 5 minutenOverleg derden per patient 15 minuten (9%)Bedrijfsvoering 4,0 uur uur/weekNiet gewerkte tijd 4,9 uur uur/week
De onderzoeksresultaten zullen door PPN (Paramedisch Platform Nederland) onder de aandacht van de politiek worden gebracht, maar daarnaast heeft de NVLF zelf contacten met ministerie en Kamerleden. Timing is daarbij belangrijk. Op dit moment gaat alle aandacht in Den Haag uit naar de coronabesmetting. Niettemin blijven we de contacten onderhouden.
Het inkomensdeel van de logopedisten in loondienst vindt de NVLF ten opzichte van de praktijkhouders achterblijven. De werkweek van de praktijkhouder is volgens het onderzoek wel hoger namelijk 48,4 uur tegen 42,50 uur door een logopedist in loondienst
De werkelijke personeelskosten (het zogenaamde inkomen) bedraagt tussen de € 54.000 per fte voor de praktijkhouders en € 35.000 per fte voor de logopedist in loondienst, uitgaande van een volledige werkweek.Volgens het onderzoek ligt het normatieve inkomen voor de praktijkhouders op 73.000 per fte en voor de logopedist in loondienst 69.000 per FTE. Er zijn binnen de logopedie wel grote verschillen. De inkomens voor praktijkhouders liggen aanzienlijk hoger dan voor logopedisten in dienst bij een eerstelijnspraktijk.
Er wordt in het onderzoek niet gesproken overinkomen, maar over de jaarlijkse personeelskosten.De normatieve personeelskosten zijn per beroepsgroep opgebouwd aan de hand van de kosten voor vier typen behandelaars: praktijkhouders met personeel (aangeduid als praktijkhouders), ‘éénpitters’ (praktijkhouders zonder personeel), behandelaars in loondienst en ingehuurde derden. Per beroepsgroep is voor elk van deze behandelaars een normbedrag per fte per jaar bepaald, waarbij we rekening houden met een eventueel verschil in de werkweek (meer uren per week is een naar rato hoger salaris, we vergelijken dus het uurloon). Vervolgens zijn de gewogen normatieve personeelskosten per beroepsgroep berekend op basis van de verhouding tussen de typen behandelaren in de beroepsgroep en de normatieve personeelskosten per type behandelaar.
Ja. Het is wetenschappelijk (statistisch) verantwoord om de gegevens door te trekken naar de hele beroepsgroep. De steekproef is representatief.
Gupta heeft de financiële gegevens van een aantal praktijken onderzocht. Dit is gebeurd op basis van een aselecte steekproef uit actuele bestanden van Vektis.
Het onderzoek zelf ging minder snel dan gehoopt. De medewerking vanuit paramedische praktijken bleek tijdrovender dan aanvankelijk gedacht. Vanuit de logopedie is goed meegewerkt, al was het onderzoek behoorlijk tijdrovend.Na analyse van de resultaten, zijn de uitkomsten besproken met alle betrokken partijen. Het heeft wat overlegd gevergd voordat iedereen zich kon vinden in de uiteindelijke tekst.De NVLF was via de verenigingsmanager betrokken bij de begeleidingsgroep. Het was belangrijk dat iedereen de conclusies kon onderschrijven. Daarmee wordt namelijk aangegeven dat de huidige situatie moet veranderen.
De vereniging zal onverminderd inzetten op vermindering van administratieve lasten. Daarnaast gaat de vereniging de leden helpen om efficiënter te werken, zodat er in een werkweek meer tijd is voor betaalde zorgverlening.
Destijds kwam de NZa op € 40.De onderzoeken zijn niet één-op-één vergelijkbaar. Al zijn voor een groot deel de uitkomsten van het onderzoek hetzelfde. Zo ligt het inkomensdeel en de rekennorm op bijna gelijke hoogte. Het verschil zit in het kostendeel. Het benodigd aantal behandelingen per jaar om het norminkomen te behalen komt op 2.402, terwijl bij het NZa 2011 rapport 2.348 behandelingen per jaar benodigd zijn, een gering verschil.
Dat is te kort door de bocht. Daarover doet het rapport geen uitspraak. Dat was ook niet de onderzoeksopdracht. Zoals bekend is het tarief de uitkomst van de overeenkomst tussen de individuele zorgverzekeraar en de individuele zorgaanbieder (al is in de praktijk van echte onderhandelingen op individueel niveau geen sprake). Het is echter ondenkbaar dat de zorgverzekeraar zich niets aantrekt van de uitkomsten. Komende tijd gaat de NVLF indringende gesprekken met de afzonderlijke verzekeraars aan. Dat zullen ook de andere organisaties van paramedici doen.
De koepel van zorgverzekeraars (Zorgverzekeraars Nederland) is mede-opdrachtgever voor het onderzoek. De vereniging heeft de conclusies onderschreven. Leden van ZN kunnen er dus niet omheen. Hoewel ze ieder een eigen beleid hebben en ZN niets kan afdwingen, kunnen zorgverzekeraars de uitkomsten niet negeren. Het kan niet zo zijn dat zorgverleners een vergoeding ontvangen die lager is dan de kosten die ze moeten maken. Dat holt op termijn de zorg uit. Tijdens de gesprekken met de individuele zorgverzekeraars geven de zorgverzekeraars ook aan dat zij de uitkomsten kostenonderzoek ter harte zullen nemen.
Gupta concludeert twee zaken: De kosten voor een logopedische behandeling van een half uur bedragen liggen rond de 38 euro. 2. Logopedisten besteden gemiddeld heel veel tijd aan andere zaken dan directe patiëntenzorg. Veel meer dan andere paramedici. In economische termen: de productiviteit is laag. Dit betekent dat wanneer je de huidige tarieven (de vergoeding door de zorgverzekeraar) afzet tegen het aantal uren dat een logopedist werkt, de vergoeding per gewerkt uur erg laag is. Dit zijn zowel de directe als de indirecte uren.Dat verklaart voor een deel het gevoel van logopedisten dat ze wel erg laag worden beloond, wat in de praktijk ook zo is. De NVLF concludeert uit de cijfers dat de huidige vergoeding niet past bij de noodzakelijke te maken kosten (met inbegrip van de beloning voor het werk) en dus omhoog moet. Tegelijkertijd is het wijs als de logopedist efficiënter gaat werken, zodat er meer tijd is om aan betaalde patiëntenzorg te kunnen besteden.
Ook bij de contracten en overeenkomsten geldt een bewaarplicht. Zorgverzekeraars hanteren vaak in de overeenkomst een bewaartermijn van vijf jaar voor de financiële gegevens.
Naast een restitutie- en een naturastelsel bieden verschillende zorgverzekeraars ook tussenvormen aan. Zorg in natura betekent dat de verzekerde geen rekening krijgt van de zorgverlener, de behandeling wordt voor 100% vergoed door de zorgverzekeraar. De zorgverlener en de zorgverzekeraar regelen de betaling onderling. Levering van zorg in natura gebeurt door zorgverleners die een contract hebben met de zorgverzekeraar van de betreffende verzekerde. Restitutie betekent dat de zorgverlener voor de geleverde zorg een rekening geeft aan de verzekerde. De verzekerde dient deze te voldoen en kan die rekening vervolgens indienen bij de zorgverzekeraar om de kosten (geheel of gedeeltelijk) vergoed te krijgen. Er zijn steeds meer zorgverzekeraars die het mogelijk maken om ook bij het restitutiestelsel de nota rechtstreeks te sturen naar de zorgverzekeraar.
Als de logopedist geen contract heeft met de zorgverzekeraar kan het voorkomen dat de patiënt die gekozen heeft voor een naturastelsel voor de behandeling moet bijbetalen. De zorgverzekeraars zijn wettelijk verplicht om de behandeling voor een deel te vergoeden, maar hoeven niet 100% van het tarief te vergoeden. Patiënten die gekozen hebben voor een restitutiestelsel krijgen wel 100% van het tarief vergoed.
Het kan zijn dat de zorgverzekeraar maar een deel vergoedt. Het resterende bedrag mag door de logopedist bij de patiënt in rekening worden gebracht, echter niet meer dan het verschil tussen het maximumtarief en het vergoede bedrag.
Dit probleem kunt u overleggen met uw zorgverzekeraar.
In het contract met de verzekeringsmaatschappij staat vermeld welke patiëntgegevens aan de verzekeringsmaatschappij dienen te worden doorgegeven.
In het contract met de verzekeringsmaatschappij staat vermeld welke patiëntgegevens aan de verzekeringsmaatschappij dienen te worden doorgegeven.
In de voorwaarden van het contract staat de wijze van declareren omschreven. Houdt een verzekeringsmaatschappij zich niet aan de in de voorwaarden opgenomen termijn van uitbetalen van declaraties, dan kan er volgens dezelfde voorwaarden worden gehandeld. Bij de ene maatschappij houdt dit in dat er een voorschot wordt betaald, bij een andere maatschappij kan het complete gedeclareerde bedrag worden overgemaakt. De wijze van declareren en de termijn van uitbetaling staan in het contract vermeld.
Als iemand niet verzekerd is, moet diegene (of ouders van diegene) de kosten zelf betalen. Kosten worden alleen met terugwerkende kracht vergoed als iemand zich op tijd (d.w.z. binnen vier maanden na aanvang van de verzekering) bij een zorgverzekeraar heeft aangemeld. Bij een te late aanmelding bestaat er pas recht op vergoeding van kosten vanaf de datum van aanmelding bij de desbetreffende zorgverzekeraar. Het ligt er dus aan vanaf welk moment de patiënt weer verzekerd is.
Ja, de richtlijnen en standaarden zijn al langer onderdeel van de contracten.
Nee, In principe kan een patiënt niet tussentijds niet overstappen naar een andere zorgverzekeraar.Er zijn enkele situatie waarin dat kan plaatsvinden. Alleen in de volgende situaties mag je tussentijds wisselen van zorgverzekering: Je bent 18 jaar geworden en sluit je eigen zorgverzekering af; Je komt uit militaire dienst; Je gaat scheiden en je had een gezamenlijke polis met je partner; Je bent op dit moment onverzekerd; Je bent het niet eens met de premiewijziging of wijzigingen in de voorwaarden van jouw verzekeraar.
Het belangrijkste is dat u uw patiënten op de hoogte brengt.De NZa heeft een nadere regel paramedische zorg opgesteld waarin uw verplichtingen staan beschreven als u contractvrij gaat werken, zoals het ophangen van een prijslijst, declaratievoorschriften, etc.
Door de overeenkomst niet te tekenen gaat het contractvrij werken automatisch in. Het is niet verplicht om dit te melden bij de zorgverzekeraar.
Sinds de invoering van de Zorgverzekeringswet op 1 januari 2006 kunnen patiënten kiezen uit twee soorten polissen: een restitutie- en een naturastelsel. Ook bieden verschillende zorgverzekeraars tussenvormen aan. Het staat de zorgverzekeraar vrij wat zij aanbiedt: natura-, restitutie-, budget- en/of aanvullende polissen. Los of in combinatie. Er bestaat geen verplichting om een soort polis te voeren bijvoorbeeld een restitutiepolis. NaturapolisZorg in natura betekent dat de verzekerde geen rekening krijgt van de zorgverlener. De behandeling wordt voor 100% vergoed door de zorgverzekeraar. De zorgverlener en de zorgverzekeraar regelen de betaling onderling. Levering van zorg in natura gebeurt door zorgverleners die een contract hebben met de zorgverzekeraar van de desbetreffende verzekerde. Indien een verzekerde er voor kiest om naar een niet-gecontracteerde zorgaanbieder te gaan is de kans groot dat de patiënt een deel van de behandeling niet vergoed krijgt. De zorgverzekeraar mag de hoogte van de vergoeding aan de patiënt zelf bepalen. RestitutiepolisRestitutie betekent dat de patiënt vrij is in de keuze van de zorgverlener ongeacht of deze wel of geen contract met de zorgverzekeraar heeft. De zorgverlener geeft voor de geleverde zorg een rekening aan de verzekerde. De verzekerde dient deze te voldoen en kan die rekening vervolgens indienen bij de zorgverzekeraar om de kosten (geheel of gedeeltelijk) vergoed te krijgen. Hoe veel er wordt vergoed is afhankelijk van de polisvoorwaarden. Er bestaan naast zuivere restitutiepolissen waar de behandeling altijd voor 100% wordt vergoed ook verkapte restitutiepolissen met restrictie: geen contract met de zorgverzekeraar dan ontvangt de patiënt een marktconforme vergoeding. Er zijn zorgverzekeraars die het mogelijk maken om ook bij het restitutiestelsel de nota rechtstreeks te sturen naar de zorgverzekeraar. De kosten voor deze polis zijn in de regel iets hoger dan de kosten voor een naturapolis.Doordat de kosten voor een restitutieverzekering hoger zijn dan bij een naturapolis, wordt een restitutieverzekering veel minder afgesloten door verzekerden.
De NVLF staat neutraal tegenover de keuze van contractvrij werken of werken met een overeenkomst. De NVLF krijgt veel vragen van leden over het ondertekenen van de contracten met de zorgverzekeraars. Helaas laten de mededingingsregels niet toe dat de NVLF u hierover een advies geeft. U dient zelf de afweging te maken of u de contracten gaat tekenen. Afhankelijk van uw keuze kunnen zich de volgende situaties voordoen: Als u zich kunt vinden in de afspraken die in het door de zorgverzekeraar opgestelde contract zijn vastgelegd, dan kunt u het contract accepteren. Met het ondertekenen ervan worden deze afspraken geformaliseerd. Als u zich niet kunt niet vinden in de afspraken die in het door de zorgverzekeraar opgestelde standaardcontract zijn vastgelegd, heeft u twee opties: U besluit het aangeboden contract niet te tekenen. Het contract is dan niet op u van toepassing. De consequenties van het niet-tekenen van het contract verschillen per zorgverzekeraar. De meeste verzekeraars vergoeden een gereduceerd tarief. Laat u zich hierover goed informeren, zodat u ook uw patiënten goed kunt informeren. U besluit het contract nog niet te tekenen en maakt uw bezwaren aan de zorgverzekeraar kenbaar. Wellicht is de zorgverzekeraar bereid aan uw bezwaren tegemoet te komen, zodat alsnog overeenstemming kan worden bereikt over een aangepast contract. Een zorgverzekeraar is echter niet verplicht om individueel met u te onderhandelen.
De ondersteuning van leden die contractvrij werken is niet anders dan die van leden die werken met een overeenkomst. De NVLF heeft een prijslijst en een calculatiemodel opgesteld waarmee u een tarief kunt berekenen.
De NVLF heeft geen zicht op welke contracten de leden tekenen. Op basis van de signalen is het vermoeden dat het aantal praktijken die geheel contractvrij werken minimaal. Er zijn wel steeds meer praktijken die niet alle overeenkomsten tekenen, maar alleen de contracten van de dominante zorgverzekeraars.
Het vermoeden bestaat dat praktijken met een specifiek aandachtsgebied eerder kiezen voor contractvrij werken.
Het tarief kan door de praktijk vastgesteld worden. Ter ondersteuning heeft de NVLF een calculatiemodel opgesteld.
Uit de Regeling Paramedische Zorg NR/REG-1811a volgt dat voor een prestatie meerdere tarieven mogen worden gehanteerd (zie artikel 6 lid 5 en 7). Wel moet het verschil worden gemotiveerd als meerdere tarieven worden gehanteerd. In de regeling schrijft de NZa niet voor op basis van welke argumenten de tariefdifferentiatie gemotiveerd moet worden. Het is wat de NZa betreft echter niet wenselijk dat tariefdifferentiatie wordt toegepast enkel op basis van een verschil in polissoort van de patiënt. Dat staat immers helemaal los van de daadwerkelijk zorg die de hulpverlener verleent en de verzekerde ontvangt, anders dan bijvoorbeeld een verschil in behandeling die onder dezelfde prestatie wordt geleverd. Hoe een patiënt is verzekerd, is aan de patiënt zelf. Een restitutiepolis kent doorgaans een hogere premie, maar de patiënt krijgt meer vergoed als hij of zij naar een ongecontracteerde zorgverlener gaat dan een patiënt met een naturapolis. Dat is juist het kenmerk van de polis.
Formeel gezien moet de rekening naar de patiënt worden gestuurd. De patient kan de rekening vervolgens declareren bij de zorgverzekeraar. De meeste verzekeraars vergoeden een gereduceerd tarief aan de patiënt, gemiddeld 75% van de declaratie. Per zorgverzekeraar gelden verschillende declaratie-afspraken. Er zijn zorgverzekeraars waarbij de declaratie via VECOZO bij de zorgverzekeraar kan worden ingediend. De zorgverzekeraar int vervolgens het resterende bedrag bij de patiënt. Als de patiënt niet betaalt int de zorgverzekeraar het bedrag alsnog bij de zorgverlener.
Dit is vastgesteld in Regeling Paramedische Zorg. Een declaratie van de zorgverlener aan de patiënt/verzekeraar gebeurt via de patiënt en vermeldt minimaal de navolgende gegevens: de naam, geboortedatum, adres- en woonplaatsgegevens en het burgerservicenummer (BSN) van de patiënt; de geleverde prestaties(s); het aantal geleverde eenheden van de prestatie(s); het tarief per prestatie en het totaalbedrag; de datum of data waarop de prestatie(s) is/zijn geleverd; de declaratiecode cq. prestatiecode; de AGB-code van de zorgaanbieder die de prestatie declareert.
De hoogte van de vergoedingen hangt van twee aspecten af: Vastgestelde vergoeding per zorgverzekeraar; De keuze polis van de patiënt.
Verzekerden met een restitutiepolis krijgen 100% vergoed of 100% van het markconforme tarief. Bij de hoogte van de vergoeding voor de restitutiepolis wordt vaak verwezen naar Wmg-tarieven. Voor logopedie zijn er geen Wmg-tarieven vastgesteld omdat voor logopedie vrije prijzen gelden. Daarom gelden voor logopedie marktconforme bedragen. De zorgverzekeraar bepaalt de hoogte het marktconforme tarief. Veelal komt dit neer op het tarief dat de zorgverzekeraar vergoed bij gecontracteerde zorg. Patiënten met een naturapolis krijgen een gereduceerd tarief vergoed. Bekijk hier het een overzicht van vergoedingen per zorgverzekeraar.
De wet-en regelgeving is hetzelfde voor een praktijk die contractvrij werkt als voor een praktijk die met een overeenkomst werkt. Zo moet de praktijk zich ook houden aan de richtlijnen en standaarden van de NVLF. Het grote verschil is echter dat de praktijk het tarief voor de behandeling zelf mag bepalen en zich niet aan de verplichtingen uit de overeenkomsten met zorgverzekeraars hoeft te houden.
De richtlijn waaraan een praktijk die contractvrij werkt is de NZa-Regeling Paramedische Zorg NR/REG-1811a. Verder zijn de polisvoorwaarden van de patiënt belangrijk. Hierin kunnen bepalingen staan die van belang zijn voor uw praktijkvoering. Denk bijvoorbeeld aan de DTL.
Contractvrij werken is in principe niet van invloed op werken met een verwijzing of DTL. Wel kunnen in de polisvoorwaarden van de patiënt andere bepalingen zijn opgenomen. In dit geval zijn de polisvoorwaarden leidend.
Dat kan u mondeling en/of schriftelijk doen.
Nee, nog niet.
Ziektekostenverzekeraars dienen informatie over de eigenschappen van aangeboden producten en diensten op zodanige wijze openbaar te maken dat deze gegevens voor consumenten gemakkelijk vergelijkbaar zijn.
Beëindiging heeft geen consequenties voor de vergoeding van de behandeling, wanneer in het gecontractracteerde jaar reeds aangevangen behandelingen nog doorlopen naar het jaar wanneer de contractering wordt beëindigd. De behandelingen mogen (onafgebroken) worden ‘afgemaakt’ tegen de voorwaarden zoals die golden in het gecontracteerde jaar, dat geldt ook voor de tarieven.
In sommige polisvoorwaarden is opgenomen dat de zorgverzekeraar alleen (een deel) van de declaratie vergoedt bij geregistreerde zorgverleners.
Mondelinge toestemming van de patiënt is voldoende. De NVLF raadt aan om dit schriftelijk vast te leggen. Bij eventuele meningsverschillen is er dan bewijs voor de gemaakte afspraken. Indien de patiënt verwezen is door een arts mag het contact met de verwijzer als een gegeven worden beschouwd en is expliciete toestemming voor het versturen van een verslag aan de verwijzer niet vereist. Als de verwijzer niet de huisarts is, kan aan de huisarts desgewenst een kopie worden gestuurd.
Als een patiënt wordt behandeld met een indicatie voor de WLZ ( Wet langdurige zorg) dan bestaat de kans dat er geen eerstelijns logopedie vergoed wordt uit de basisverzekering. Paramedische zorg aan patiënten/verzekerden met een WLZ-indicatie die samenhangt met de WLZ-indicatie, komt ten laste van de WLZ en komt niet in aanmerking voor vergoeding uit hoofde van de Zorgverzekeringswet. Zorgverzekeraars zien hier nu meer op toe om dubbele bekostiging te voorkomen.
Deze beroepen zijn in het leven geroepen om de taken van de artsen te verlichten. Zij mogen doorverwijzen.
Op informatie, afbeeldingen, foto’s e.d. die u vindt op websites van anderen (zal in de meeste gevallen auteursrecht rusten. Dit houdt in dat u van die informatie gebruik mag maken maar uitsluitend voor uzelf. Zodra u een en ander verder gaat verspreiden, bijvoorbeeld door het op een eigen website te zetten of door er kopieën van te maken voor patiënten, mag dat niet zomaar. U hebt daar in principe altijd toestemming voor nodig. Het is een misverstand om te denken: ‘het staat toch al online, daar kan iedereen gebruik van maken.
De vergoeding van de zorg aan asielzoekers is vastgelegd in de regeling Zorg Asielzoekers. De Regeling Zorg Asielzoekers omvat de ziektekostenregeling die het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) heeft opgesteld voor asielzoekers. Het COA heeft de uitvoering van deze regeling in handen gegeven van Arts&Zorg. Arts&Zorg wordt ondersteund door Zorgverzekeraar DSW. Asielzoekers hebben recht op de zorg zoals die is opgenomen in de Zorgverzekeringswet en de Wet Langdurige zorg. Als aanvulling en soms beperking op deze zorg heeft het COA een aangepast pakket van verstrekkingen vastgesteld. Deze staat omschreven in de Regeling Zorg Asielzoekers.
Nee, volgens de Belastingdienst vallen preventieve werkzaamheden onder de BTW-plicht.De screening is een vorm van advies geven. Dit is geen gezondheidsdeskundige verzorging en deze werkzaamheden zijn niet vrijgesteld van BTW.
Dit betreft activiteiten die verband houden met het instandhouden van de praktijk of werkgebied zoals werkoverleg, functioneringsgesprekken, personeelsbeleid en algemeen management van de praktijk etc.
Dit is de tijd die wordt besteed aan zaken als het bijhouden van patiëntendossiers, contact met (huis)arts, overdracht, contacten met ouders en leerkrachten van patiënten en reistijd.
Dit is de tijd die wordt besteed aan de feitelijke behandeling van de patiënt.
Nee. Met de UZI-pas kunnen zorgverleners en indicatieorganen via de elektronische weg veilig toegang krijgen tot vertrouwelijke patiëntinformatie. De AGB-gegevens en de AGB-code worden gebruikt binnen het elektronische declaratieproces tussen zorgverlener en zorgverzekeraar. Voor meer informatie over het UZI-register kunt u terecht op www.uziregister.nl.
Als zorgverlener kunt u zelf een AGB-code aanvragen. Op de website www.agbcode.nl vindt u de benodigde formulieren. Voor telefonische vragen kunt u contact opnemen met 0900-AGBCODE (0900-2422633/10ct./p.m.). Staat u ingeschreven in het Kwaliteitsregister dan kunt u met het registratienummer van het Kwaliteitsregister Paramedici (KP-nummer) via een verkorte procedure een AGB-code aanvragen.
Voor de zelfstandige aftrek moet u aan de volgende voorwaarden voldoen: U bent (zelfstandig) ondernemer U drijft de onderneming zelf (of samen met anderen) U bent jonger dan 65 jaar U voldoet aan het urencriterium van de Belastingdienst: u werkt per jaar ten minste 1.225 uur in uw onderneming en u besteedt meer dan de helft van uw werktijd aan de onderneming. UrencriteriumAls ondernemer moet u minimaal 1.225 uren per jaar besteden aan het feitelijk drijven van uw onderneming. De ondernemer moet meer dan 50% van de totale arbeidstijd aan de onderneming besteden. In de urenadministratie moet u de activiteiten kunnen onderbouwen. Naast de patiëntgebonden activiteiten kunt u ook niet-activiteiten opvoeren zoals de financiële administratie. De sleutel die hierbij gehanteerd wordt is 1.000 uur bestaande uit 450 behandeluren en 550 indirecte uren. Die laatste zijn dan weer onder te verdelen in direct patiëntgebonden activiteiten en niet-direct patiëntgebonden activiteiten. De grens voor de post zelfstandigenaftrek is 1.225 uur. Dit aantal uren moet dus minimaal behaald worden.
Vrouwelijke zelfstandigen hebben een wettelijk recht op een zwangerschaps- en bevallingsuitkering van minimaal zestien weken. De uitkering in de zogeheten Zelfstandig en Zwanger-regeling (ZEZ-regeling) bedraagt maximaal het wettelijk minimumloon. Zelfstandigen die in het voorafgaande jaar minstens 1.225 uur werken, krijgen een uitkering op dit niveau. Voor zelfstandigen die minder dan 1.225 uur werken, hangt de uitkering af van de winst/inkomsten in het jaar voordat de uitkering wordt uitgekeerd.
Als freelancer bent u voor een aantal zaken niet verzekerd, die via een werkgever wel automatisch verzekerd zouden zijn. U kunt geen aanspraak maken op een uitkering op grond van de werknemersverzekering. U bent niet verzekerd volgens de Ziektewet, de WAO en werkloosheidswet. Meer informatie vindt u op de website van de Belastingdienst.
De Belastingdienst geeft op verzoek aan een zelfstandige waarnemer de verklaring arbeidsrelatie af (VAR). In deze verklaring is opgenomen voor welke periode de belastingdienst zelfstandigheid en daarmee de mogelijkheid tot waarneming accepteert. De uitvoeringsinstelling werknemersverzekeringen (UWV) beoordeelt de arbeidsrelatie los van de belastingdienst. Het UWV toetst niet zoals de belastingdienst doet primair op zelfstandigheid, maar op dienstbetrekking. Hiervoor gelden weer andere criteria zoals het persoonlijk verrichten van de arbeid; het ontvangen van een salaris en er is sprake van een gezagsverhouding. Is het UWV van mening dat de feitelijke situatie aan de genoemde criteria voldoet, dan moet de werkgever sociale premies afdragen ook al zijn praktijkhouder en waarnemer van mening dat er van waarneming sprake is en niet van een dienstverband.
In principe niet. U kunt zelf onderling afspraken maken en deze op papier zetten. Het is wel verstandig een onafhankelijke adviseur te raadplegen.
Hierover is nog enige discussie. Sommige inspecteurs wijzen dit af, aangezien de goodwill zijn waarde blijft houden. Het blijkt echter ook dat een groot aantal inspecteurs deze aftrekpost wel accepteert. Wij raden u aan om e.e.a. te bespreken met uw accountant.
Nee, in de belastingwet wordt een aantal beroepsgroepen uitgesloten van BTW, waaronder ook de logopedist. Op het moment dat de logopedist cursussen gaat geven, dus op een andere manier werkt dan in de wet BIG staat beschreven, dan kan hij/zij wel BTW-plichtig worden. Meer informatie hierover kunt u opvragen bij de belastingtelefoon: 0800-0443 of bij de Kamer van Koophandel.
Dit is een persoonsgebonden code die de logopedist nodig heeft voor het indienen van de declaraties bij de verzekeraars. Daarnaast heeft de praktijk ook een code.
Beroepsgebonden tijd: activiteiten gericht op de instandhouding en ontwikkeling van de persoonlijke vaardigheden als professional en de ontwikkeling van de beroepsgroep zoals kwaliteitsbeleid, bij- en nascholing, lezen van vakliteratuur, intercollegiaal overleg, deelname aan studie- en werkgroepen.
Bij de overdracht van de praktijk moet je onderscheid maken tussen patiënten die ten tijde van de overdracht in behandeling zijn en patiënten van wie de behandeling al is afgerond. Voor patiënten die nog in behandeling zijn, kan de behandeling mogelijk worden voortgezet door de kopende partij. Je hoeft dan geen toestemming te vragen voor de overdracht van het medisch dossier. Wel moeten patiënten worden geïnformeerd en hen de mogelijkheid geboden worden om bezwaar te maken als zij de behandeling liever bij een andere logopedist voortzetten.
Vrije keuze
Patiënten hebben vrije keuze van zorgverlener en zij hoeven niet in te stemmen met voortzetting van de behandeling door de kopende partij. Maakt de patiënt bezwaar tegen de overdracht van het medisch dossier en kiest hij of zij een andere logopedist, dan moet het medisch dossier (in kopie) aan de opvolgende logopedist worden gestuurd. Door het origineel zelf te bewaren beschik je over de gegevens in het geval een klacht of schadeclaim wordt ingediend.
Schending beroepsgeheim
Voor de overdracht van medische gegevens van patiënten die niet meer in behandeling zijn geldt dat zij moeten worden geïnformeerd en toestemming moeten geven. De kopende partij is immers een derde en daar mag het medisch dossier niet aan worden gegeven. Dit zou schending van het medisch beroepsgeheim zijn. Als de ex-patiënt toestemming geeft, is het voor de verkopende logopedist van belang dat met de kopende partij goede afspraken worden gemaakt. Bijvoorbeeld over toegang tot de medische gegevens mocht op enig moment een klacht of schadeclaim worden ingediend, de bewaartermijn, beveiligingsmaatregelen. De logopedist is als behandelaar verantwoordelijk voor het bewaren van het medisch dossier, en daarmee ook verantwoordelijke in de zin van de Wet bescherming persoonsgegevens. Indien het medisch dossier aan de kopende partij wordt gegeven valt deze te kwalificeren als bewerker waar ten behoeve van de verantwoordelijke het medisch dossier wordt bewaard. Er moet een bewerkersovereenkomst worden aangegaan.
Bewaren dossiers
Zo moet er onder andere een bewerkersovereenkomst worden gesloten om het bewaren van de medische dossiers te borgen. Omdat dit behoorlijk wat werk met zich meebrengt, wordt vaak geadviseerd om medische dossiers van ex-patiënten niet over te dragen, maar zelf te bewaren. Ook hoeven geen nadere afspraken over het bewaren van deze medische dossiers te worden gemaakt. De NVLF beseft dat het bewaren van dossiers van patiënten die niet meer onder behandeling zijn tot een ongewenste administratieve last leidt. Het probleem heeft de NVLF aangekaart bij het ministerie van VWS. De huidige wet voorziet niet duidelijk hoe om omgegaan moet worden met dossiers van patiënten die niet meer onder behandeling zijn.
Als de praktijkhouder komt te overlijden, treden de wettig erfgenaam of erfgenamen in de rechten en verplichtingen van de overledene. Zij moeten ten aanzien van het dossierbestand datgene doen wat nodig is gezien de AVG en zij moeten de bewaartermijn nakomen. En na afloop tot vernietiging van de dossiers overgaan. Bij einde praktijk zonder overdracht dient de (voorheen) praktijkhouder de dossiers te bewaren. De NVLF beseft dat het bewaren van dossiers van patiënten die niet meer onder behandeling zijn tot een ongewenste administratieve last leidt. Het probleem heeft de NVLF aangekaart bij het ministerie van VWS. De huidige wet voorziet niet duidelijk hoe omgegaan moet worden met dossiers van patiënten die niet meer onder behandeling zijn.
Dit mag niet. Op grond van de WGBO geldt dat de zorgverlener een dossier dient bij te houden. Patiënten zijn geen eigenaar van het medisch dossier en moeten, gelet op de dossierplicht, ook niet verantwoordelijk voor het dossier worden gemaakt. Dat is immers een verplichting die de zorgverlener moet nakomen.
De zorg en opvang van patiënten die vanwege medische redenen tijdelijk niet thuis kunnen wonen, het zogeheten eerstelijnsverblijf, wordt betaald vanuit de basisverzekering van de Zorgverzekeringswet (Zvw).
Er is gekozen voor drie integrale prestaties voor het eerstelijnsverblijf namelijk laag complex, hoog complex en palliatief terminale zorg. In de integrale tarieven zijn opgenomen: het verblijf, de verpleging en verzorging, de geneeskundige zorg geleverd door de specialist ouderengeneeskunde (SO) of arts verstandelijk gehandicapten (AVG), en de paramedische zorg.
Uit de vergoeding van de drie prestaties eerstelijnsverblijf wordt de paramedische zorg (fysiotherapie, oefentherapie Mensendieck/Cesar, logopedie, diëtetiek en ergotherapie) vergoed.
Om een afweging te kunnen maken op welke vergoeding de patiënt aanspraak kan maken, is een afwegingsinstrument ontwikkeld.
Nee, tariefregulering staat los van de aanspraak verzekerde zorg basisverzekering. Bij invoering vrije prijzen gaat het over de vergoeding logopedie aan de logopedist. Het gaat niet over de aanspraak die de patiënt kan maken op de verzekerende zorg wat onder de basisverzekering van de zorgverzekeringswet valt.
Nee, de mededingingsregels laten het niet toe dat de NVLF hierover een advies geeft. De prijs op de prijslijst moet u zelf bepalen. De NVLF stelt een calculatieschema op waarin u kunt zien met welke kosten u rekening dient te houden voor het berekenen van het tarief.
U moet de patiënt goed informeren over de kosten van de behandeling logopedie. Door middel van een prijslijst maakt u dit aan de patiënt kenbaar. Dit is van belang voor patiënten die een restitutiepolis hebben of wanneer u geen overeenkomst heeft afgesloten met de zorgverzekeraar. Zij kunnen zo de prijs meenemen in hun keuze voor een behandeling.
In theorie mag de logopedist zelf het tarief voor de logopedische behandelingen vaststellen. In de praktijk zal de zorgverzekeraar in de overeenkomst met een aanbod komen waarin de tarieven logopedie zijn vastgesteld. Indien u de overeenkomst ondertekent, moet u deze tarieven in rekening brengen bij de zorgverzekeraar. Indien u geen overeenkomst tekent met de zorgverzekeraar kunt u zelf het tarief logopedie bepalen. De patiënt dient dan de rekening in bij de zorgverzekeraar. In de polisvoorwaarden van de patiënt staat beschreven hoeveel een patiënt vergoed krijgt als men ervoor kiest om naar een logopedist te gaan die geen overeenkomst heeft afgesloten met een zorgverzekeraar. De hoogte van de vergoeding verschilt per label van de verschillende zorgpolissen en de keuze voor een natura-polis of een restitutiepolis.
De NVLF ziet geen voordeel in vrije prijzen. Aangezien de zorgverzekeraars onder de maximum tarieven kunnen contracteren – en dit ook ruimschoots doen -, ervaren logopedisten al enkele jaren negatieve gevolgen. Zonder maximum tarief wordt het ondoorzichtig waaruit het tarief voor een logopedische behandeling opgebouwd moet zijn.
De NVLF ziet voordelen van de invoering van een facultatieve prestatie. Hierdoor kunnen innovatieve ontwikkelingen sneller beschikbaar komen voor de patiënten doordat hiervoor gemakkelijker een prestatie wordt afgegeven.
In een situatie van vrije tarieven stelt de NZa nog wel de prestatiebeschrijvingen logopedie vast, maar niet de hoogte van het tarief.
In de polisvoorwaarden van de patiënt staat beschreven hoeveel een patiënt vergoed krijgt als men ervoor kiest om naar een logopedist te gaan die geen overeenkomst heeft afgesloten met een zorgverzekeraar. De hoogte van de vergoeding verschilt per label van de verschillende zorgpolissen en de keuze voor een natura-polis of een restitutiepolis. In de polissen worden twee verschillende definities gebruikt namelijk: marktconforme vergoeding of vergoeding volgens NZa maximum tarief. Bij een vergoeding volgens het NZa vastgestelde maximum tarief wordt een percentage vergoed van het NZa maximum tarief. Bij een marktconforme vergoeding wordt een percentage vergoed van het door de zorgverzekeraar vastgestelde tarief.
De mededingingsregels laten het niet toe dat de NVLF hierover een advies geeft. U dient zelf de afweging te maken of u de overeenkomsten gaat tekenen. Het volgende kan de NVLF u ter overweging meegeven. Afhankelijk van uw keuze kunnen zich de volgende situaties voordoen: Als u zich kunt vinden in de afspraken die in het door de zorgverzekeraar opgestelde overeenkomst zijn vastgelegd, dan kunt u de overeenkomst accepteren. Met het ondertekenen ervan worden deze afspraken geformaliseerd. Let erop dat u de overeenkomst tijdig ondertekent/accepteert en aan de zorgverzekeraar retourneert. Bewaar ook altijd zelf een afschrift van de overeenkomst. Als u zich niet kunt niet vinden in de afspraken die in het door de zorgverzekeraar opgestelde standaardovereenkomst zijn vastgelegd, heeft u twee opties: U besluit het aangeboden overeenkomst niet te tekenen. De overeenkomst is dan niet op u van toepassing. De consequenties van het niet-tekenen van de overeenkomst verschillen per zorgverzekeraar. De meeste verzekeraars vergoeden een gereduceerd tarief. Laat u zich hierover goed informeren, zodat u ook uw patiënten goed kunt informeren. U besluit de overeenkomst nog niet te tekenen en maakt uw bezwaren aan de zorgverzekeraar kenbaar. Wellicht is de zorgverzekeraar bereid aan uw bezwaren tegemoet te komen, zodat alsnog overeenstemming kan worden bereikt over een aangepast overeenkomst. Een zorgverzekeraar is echter niet verplicht om individueel met u te onderhandelen. Voor meer informatie: www.acm.nl onder ‘concurrentie en marktwerking’ en ‘concurrentieregels zorg’.
Meer informatie hierover vindt u op onze website.
Nee, dit kunt u alleen declareren bij degene voor wie u deze verslaglegging doet.
Meer informatie hierover vindt u op onze website.
Nee, er bestaat hier geen tarief voor.
Dit kan. De scholen zijn echter niet verplicht het overleg of de verslaglegging te vergoeden.
U mag volgens de NZa alleen een directe behandeling berekenen. Een gesprek met een ouder valt hier niet onder.
Nee, de uurdeclaratie voor stotteren is voorbehouden aan de stottercodes. Broddelen kan dus niet als uurtarief gedeclareerd worden.
De lange zitting is bedoeld voor patiënten met complexe en/of meervoudige zorgvragen. De aandoening(en) en de situatie van de patiënt zorgen ervoor dat het niet mogelijk is om de behandeling in een individuele zitting uit te voeren. Het gaat om de volgende specifieke aandoeningen:
- meervoudig gehandicapten (lichamelijk en geestelijk);
- cerebro vasculair accident, eerste jaar aansluitend aan het accident;
- neuromusculaire aandoeningen (PSMA, MSA, ALS);
- ziekte van Parkinson na diagnosestelling.
Daarnaast kan de lange zitting als onderdeel van de zorgverlening in het kader van geneeskundige zorg aan specifieke patiëntgroepen (gzsp) in rekening worden gebracht. Aanvullende voorwaarden hierbij zijn dat de zorgverlening is voorgeschreven door de regiebehandelaar van de gzsp en dat de zorgverlening onderdeel uitmaakt van het behandelplan gzsp.
Klik hier voor meer informatie beleidsregel 2023
Je kunt de lange zitting declareren bij de onderstaande voorwaarden. De voorwaarden staan beschreven in de beleidsregel van de Nza.
Deze prestatie kan in rekening worden gebracht indien daar op basis van medische gronden behoefte aan is; denk het overdragen van informatie en/of instructie gericht op het optimaliseren van de gezondheidstoestand en eventueel behandeling.Het is niet de bedoeling om na elke behandeling deze prestatie in rekening te brengen.
De prestaties zijn ongeacht de tijdsduur. Door de komst van vrije prijzen stelt de NZa geen tijdslimiet meer vast. De meeste praktijken hanteren gemiddeld een half uur voor de reguliere behandeling logopedie, maar dat is geen verplichting.Onder de prestatie valt zowel de directe als indirecte tijd. Dus of de prestatie nu 30, 45, 60 of 90 minuten duurt, je declareert een prestatie slechts één keer.
Ja, een behandeling kan niet starten zonder anamnese en onderzoek uit te voeren. De logopedist moet immers de zorgvraag bepalen en een behandelplan opstellen. Aangezien elk behandeltraject start met anamnese en onderzoek, is het logisch de nieuwe prestaties te declareren bij de start van een behandeling.
Als je na de eerste behandeling niet klaar bent met onderzoek kun je de volgende keer verder gaan met het onderzoek. Je kunt dan het reguliere tarief in rekening brengen. Het tarief voor anamnese en onderzoek kun je niet twee keer in rekening brengen
Ja, dat mag. In het patiëntendossier moet dit wel te herleiden zijn.
Hiervoor kan niet de prestatie anamnese en onderzoek in rekening gebracht worden. Dit kan alleen bij de start van de behandeling. Je kunt dan het reguliere tarief in rekening brengen.
Een prestatie voor onderzoek is een lang gekoesterde wens van de NVLF. Jaarlijks bespreken de NVLF, de zorgverzekeraars en de NZa de wensen met elkaar. Naast de prestatie onderzoek zijn prestaties voor multidisciplinair overleg en tussentijds onderzoek hiervan een onderdeel.
Het bijhouden van de verslaglegging is een onderdeel in het tarief. Het tarief bestaat uit patiëntgebonden tijd en niet-patiëntgebonden tijd, zoals de verslaglegging.
De preventiemedewerker hoeft geen algemene cursus te volgen, zolang hij of zij maar over de specifieke kennis van arbo-risico’s beschikt die voor de logopediepraktijk relevant is.
Ja, de werkgever moet minimaal één van de werknemers als preventiemedewerker aanwijzen. Als een bedrijf met niet meer dan 15 werknemers heeft dan kan de werkgever deze taak zelf op zich nemen.
Een preventiemedewerker is een werknemer die de werkgever helpt bij de dagelijkse veiligheid en gezondheid en arbeidsomstandigheden binnen een bedrijf. De preventiemedewerker houdt zich bezig met de veiligheid en gezondheid op de werkvloer. Hij of zij moet dus kennis hebben van de arbo-risico’s binnen het bedrijf. De risico-inventarisatie en -evaluatie van het bedrijf en het bijbehorende plan van aanpak vormen de basis voor wat de preventiemedewerker moet weten.
Er zijn geen specifieke opleidingseisen voor bedrijfshulpverleners. De wet stelt alleen dat BHV’ers snel en juist moeten kunnen handelen bij gevaarlijke situaties die in het bedrijf kunnen voorkomen. Die staan in de risico-inventarisatie en -evaluatie.
Het is niet professioneel om logopedische werkzaamheden, zoals een afname van een screening, zonder vergoeding aan te bieden.Ook een niet-pluisscore na een logopedische screening mag geen economische prikkel zijn voor de belanghebbende. In de praktijk betekent het dat de opdrachtgever (peuterspeelzaal, GGD, school, …) betaalt voor de opdracht om te screenen.
De werkzaamheden van de werknemer vallen onder verantwoordelijkheid van de werkgever. Uitgangspunt is dat de werkgever bepaalt welk werk er wordt gedaan en hoe dat moet gebeuren. Daarmee is het logisch dat hij dus ook de verantwoordelijkheid (en de aansprakelijkheid) draagt voor dat werk. Dat staat dan ook zo in de wet (art.7:661 BW). Pas bij ‘opzet of bewuste roekeloosheid’ van de werknemer ligt er aansprakelijkheid bij hem. Daarom is het van belang om alle afspraken goed vast te leggen in de arbeidsovereenkomst of huishoudelijk reglement.
Bij de meeste zorgverzekeraars moet je een langdurige waarneming melden. De termijn kan per zorgverzekeraar verschillen. Dit staat vermeld in de overeenkomsten.
Nee, algemene betalingsvoorwaarden zijn niet verplicht. Het is wel handig om deze te hebben. Je hebt namelijk precies op papier staan onder welke voorwaarden de logopedie wordt gegeven. Mochten er onverhoopt problemen komen, bijvoorbeeld door wanbetaling of een klacht, dan is er iets om op terug te vallen. Je moet de voorwaarden vóór of tijdens het sluiten van een overeenkomst aan de patiënt verstrekken. Dat is de informatieplicht.
De NVLF heeft een lijst met namen van softwareleveranciers. De vereniging houdt deze softwareleveranciers op de hoogte van nieuwe ontwikkelingen, zoals nieuwe richtlijnen, logopedische standaarden, ICF-logopedie, kwaliteitstoets, en verzoekt hen om dit in te bouwen in de software. De NVLF werkt niet met keurmerken voor softwareleveranciers. De gestelde eisen zijn onder meer: Programma van Eisen logopedie Paramedische standaard Vektis Inbouw richtlijnen beroepsvereniging Inbouw kwaliteitstoets Klik hier voor een actueel overzicht van de softwareleveranciers.
Werken als ZZP’er betekent dat u als een zelfstandige ondernemer gaat werken met de bijbehorende rechten en plichten. Zo ontvangt u geen loon bij ziekte. Maar daarentegen kunt u wel weer gebruik maken van aftrek van bepaalde kosten voor de belasting. Op zich kunnen praktijken werken met een ZZP’er/freelancer. Dit betekent wel dat de ZZP’er zich ook moet houden aan de eisen zoals vastgelegd in de overeenkomst zoals inschrijving in het kwaliteitsregister. De eisen zoals die zijn vastgelegd over waarneming zijn dan ook van toepassing. Op onze website vindt u het document ‘Informatie inzake waarneming, loondienst en DBA en andere mogelijke werkverbanden. Op de website van de belastingdienst vindt u ook veel informatie over de DBA.
Door de Mededingingswetgeving van de ACM (Autoriteit Consument en Markt) mag de NVLF geen tarieven, percentages en dergelijke noemen omdat dit de vrije markt beperkt. Het noemen van percentages leidt tot afgestemd gedrag en dat mag bij wet niet. De ACM kan hoge boetes opleggen bij het niet naleven van deze wet. Dit geldt ook voor salarisschalen. De NVLF heeft voor haar leden een calculatiemodel opgesteld. Aan de hand van het calculatiemodel kan er een berekening gemaakt worden voor een salaris van een logopedist in dienst in de vrije vestiging.
Het standpunt van de NVLF m.b.t. logopedie op school vindt u hier. De NVLF heeft een modelhuurovereenkomst opgesteld voor een schoollocatie. Belangrijk is om te weten hoe de zorgverzekeraars tegenover het geven van logopedie op school staan. Niet alle zorgverzekeraars vergoeden logopedie op school.
De NVLF hanteert de richtlijn inrichtingseisen. Volgens onze richtlijn is een oppervlakte van de behandelkamer van ongeveer 14m² wenselijk. Hierdoor bouwen we ruimte in voor als de ruimte kleiner uitvalt. Een ander punt is dat enkele zorgverzekeraars de omvang van de behandelruimte als harde eis opneemt. Ons advies is om aan de zorgverzekeraars toestemming te vragen voor de ruimte. Hierbij goed onderbouwen waarom de ruimte geschikt is voor behandeling. Geef hierbij bijvoorbeeld aan dat bepaalde faciliteiten niet in de behandelruimte staan maar in de buurt van de behandelkamer waardoor het vloeroppervlak in de behandelkamer groter wordt. Denk bijvoorbeeld aan een kast die op een andere plek staat.
Een UZI-pas is niet verplicht. Ook via de COV–check kun je aan de wettelijke verplichtingen voldoen voor de BSN-check. Voordeel van een UZI-pas is dat de adresgegevens ook meegeleverd worden. Vecozo mag deze gegevens niet aanleveren met het oog op de privacywetgeving.
Als de afspraken geen invloed hebben op de onderlinge concurrentie. Best practises met elkaar delen en kwaliteitsprotocollen uitwerken is toegestaan. Ook het aanbieden van een dienst die niet zelfstandig geleverd kan worden is een toegestane vorm van samenwerken. Samenwerken mag ook als er niet meer dan acht praktijken aan de samenwerking deelnemen en als de omzet onder een bepaald niveau blijft. Voor het leveren van diensten (logopedische zorg) is dit bedrag €1.100.000. Meer informatie: de brochure van de ACM Samenwerken en concurreren in de zorgsector pagina’s 60 en 61 van de Richtsnoeren voor de zorgsector
Kijk voor meer informatie op de pagina over interprofessionele klachtenbehandeling. Klachten over een collega-logopedist verlopen vanaf 1 juli 2019 via het Klachtenloket Paramedici. Voor meer informatie klik hier
Een waarneming moet een tijdelijk karakter hebben. Dit is o.a. mogelijk door iemand via een uitzendbureau in te lenen. U kunt tevens een collega laten waarnemen. Deze collega moet dan wel minimaal 50% van het inkomen met zijn eigen praktijk verdienen om voor de belastingsdienst als zelfstandige aangemerkt te worden.
Onder praktijkeigenaren worden logopedisten werkzaam in solopraktijken (met of zonder medewerkers in loondienst), kostenmaatschappen en personenmaatschappen verstaan.
Onder een personenmaatschap wordt verstaan een samenwerkingsverband tussen twee of meerdere logopedisten die ook juridisch en belastingtechnisch één samenwerkingsverband vormen. Deze logopedisten declareren gezamenlijk bij de zorgverzekeraars. Voor belastingdienst is hier sprake van één praktijk.
Onder een kostenmaatschap wordt verstaan een samenwerkingsverband tussen twee of meerdere logopedisten. Elke logopedist voert een eigen administratie en iedere logopedist declareert zelf bij de zorgverzekeraar. Juridisch betreft het hier dus meerdere logopediepraktijken. Bij de belastingdienst moet iedere logopedist ook apart aangifte doen en belastingtechnisch is hier sprake van meerdere praktijken logopedie onder één dak. Alleen de kosten voor de praktijkvoering worden gedeeld.
Onder een solopraktijk wordt verstaan een praktijk van één logopedist. De logopedist is de praktijkeigenaar. De logopedist kan wel één of meerdere logopedisten in dienst hebben.
Voor het afspelen van muziek buiten de huiselijke kring moet worden betaald. Kijk voor meer achtergrondinformatie en voor het aanvragen van de licenties op de websites van Sena en Buma Stemra.
De zelfstandige waarnemer moet een DBA-verklaring (Verklaring Deregulering Beoordeling Arbeidsrelaties) hebben, om te verklaren dat hij/zij freelancer is. Het is ook belangrijk om een waarnemingscontract te maken. Het voorbeeldcontract vindt u op onze website.
Hier zijn geen vaste regels voor. Iedere zorgverzekeraar heeft hier in zijn contract iets over opgenomen. Neem contact op met uw zorgverzekeraar.
Hierover kunt u zich laten adviseren door een assurantiekantoor zoals de VVAA, Bonnier & Veraa of Van Spaendonck.
Nee, indien een niet BTW-plichtige ondernemer (logopedist is vrijgesteld van omzetbelasting) zijn ruimte verhuurt aan een andere niet BTW-plichtige ondernemer hoeft er geen BTW te worden ingehouden. Meer informatie hierover kunt u opvragen bij de belastingdienst.
Als u eigenaar bent van twee praktijken kunt u iemand in loondienst nemen om in de ene praktijk te werken, terwijl u zelf in de andere praktijk werkt.
De meest zorgvuldige handelswijze is dat je gescreende kinderen laat verwijzen via de huisarts naar één van de praktijken in het werkgebied. Ouders hebben het recht op een vrije behandelaar keuze. Zij maken derhalve zelf een afweging naar welke logopedist zij gaan voor vervolgonderzoek en eventuele behandeling.
In het nieuwe marktdenken wordt van zorgaanbieders verwacht dat zij zich bezighouden met zorgproducten en doelgroepen. Voor logopedisten betekent dit dat zij meer publiciteit zullen bedrijven ten behoeve van patienten en zorgverzekeraars. In de beroepscode, artikel 18 is hierover een artikel opgenomen.
Dit kan bij de rechtsbijstandsverzekering die u heeft afgesloten.
Een aantal zorgverzekeringen stelt eisen aan de praktijkruimte. De NVLF heeft hiervoor een richtlijn ontwikkeld.
Kijk hiervoor in de overeenkomst met uw zorgverzekering.
In principe niet. Het kan wel zo zijn dat u een alternatieve manier van invulling heeft. U kunt dit voorleggen aan de zorgverzekeraar en een goedkeuring vragen.
Dit is afhankelijk van de ruimte en de locatie. In een landelijk gebied wordt nu eenmaal een andere prijs per oppervlakte berekend dan in een stedelijk gebied.
Onze voorbeeldvragenlijsten voor het meten van de patiëntervaring en -tevredenheid vindt u op onze website.
Dit is een waarneming door een collega logopedist met een eigen praktijk waarbij de voorwaarde geldt dat hij/zij minstens 50% van zijn/haar inkomen uit deze praktijk haalt.
Alle zorgverzekeraars hebben de groepsbehandeling ingekocht. Enkele zorgverzekeraars hebben ten aanzien van de groepsbehandeling specifieke eisen gesteld in de overeenkomst. Klik hier voor het overzicht.De NVLF heeft ter ondersteuning een format voor het opstellen van de groepsbehandeling opgesteld.
De NVLF heeft geen bekwaamheidstoets. Een diploma logopedie moet voldoende zijn en u kunt altijd de proeftijd gebruiken om te kijken of iemand bevalt. Natuurlijk is een gedegen sollicitatieprocedure van belang.
Nee, dit is niet toegestaan.
U bent zelf verantwoordelijk voor het verlenen van goede zorg. Indien de behandeling beëindigd moet worden omdat behandeling geen zin meer heeft is dat de beslissing en de verantwoordelijkheid van de logopedist. Indien de logopedist om persoonlijke redenen de behandeling wil beëindigen moet hij/zij wel voor vervanging of voortzetting bij een collega zorgen als de patiënt nog wel logopedische zorg nodig heeft.
Wij raden u aan hierover te overleggen met uw accountant.
In de modelovereenkomsten DBA geeft u aan hoe lang de waarneming of praktijmedewerking duurt. De belastingdienst heeft geen uitspraak gedaan hoe lang deze periode mag zijn. In de overeenkomsten van de zorgverzekeraar zijn vaak wel afspraken vastgelegd hoe lang een waarneming mag duren.
Artsen zijn geïnformeerd over de gegevens die op de verwijzing moeten staan. De verwachting is dat artsen de verwijzing de komende periode beter gaan invullen. Wanneer de verwijzing die u krijgt niet compleet is, moet u contact opnemen met de verwijzend arts. Hij moet deze gegevens aanvullen. Lees meer HASP
Nee, formeel is dit niet voldoende. Het is een vereiste dat de AGB-code op de verwijsbrief staat. Maar soms moet je pragmatisch met dergelijke situaties omgaan. Bij een kwaliteitstoets word je hier niet op afgerekend.
Formeel niet omdat de arts verplicht is deze code in te vullen. Maar soms moet je pragmatisch met dergelijke situaties omgaan. Bij een kwaliteitstoets word je hier niet op afgerekend.
Per 1 januari 2017 bevat de verwijzing naar een paramedicus de volgende gegevens: gegevens patiënt: naam, BSN en geboortedatum; gegevens verwijzer: naam, AGB-code en handtekening; verwijsgegevens: medische diagnose en/of hulpvraag, datum verwijzing; overige gegevens: soort zorg, bijvoorbeeld fysiotherapie (of specialisatie, indien van toepassing, bijvoorbeeld kinderfysiotherapie)
Zoals bij alle richtlijnen mag je gemotiveerd afwijken van een richtlijn of standaard. Indien er gegronde redenen zijn waarom een van de ouders niet aanwezig kan zijn bij meer dan de helft van de behandelingen dan is dat mogelijk. Dit moet wel een inhoudelijke reden zijn die de behandeling van het kind ten goede komt. Denk hierbij bijvoorbeeld aan slechtere concentratie van het kind als de ouder in de behandelruimte is.
Reprorecht is de vergoeding die ondernemers en organisaties ieder jaar betalen voor het kopiëren voor intern gebruik. Het kopiëren uit kranten, tijdschriften of (e-)boeken door tekst of beeld te copy-pasten, scannen, e-mailen, op intranet te zetten of op te slaan komt bij veel bedrijven voor. Vaak deelt men dit materiaal ook.
– scannen- printen- als bijlage e-mailen- opslaan op uw harde schijf- op intranet plaatsen voor een beperkte periode (gespecificeerd in de licentievoorwaarden)
Gedurende de eerste 9 maanden na de bevalling heeft de werknemer het recht het werk te onderbreken om in alle rust en afzondering haar kind borstvoeding te geven dan wel af te kolven. Er dient voor de moeder op de werkplek een hygiënische en van binnen afsluitbare kamer te zijn. De onderbreking kan zo vaak en lang als nodig is plaatsvinden, maar niet langer dan ten hoogste een vierde van de arbeidstijd per dienst.
U hebt recht op minstens zestien weken zwangerschapsverlof en bevallingsverlof. Hoe lang de verlofperiode feitelijk duurt, is afhankelijk van de datum waarop uw baby daadwerkelijk wordt geboren.
Als zelfstandige heeft u recht op zwangerschaps- en bevallingsverlof van minstens 16 weken. Mogelijk komt u in aanmerking voor een ZEZ-uitkering. ZEZ staat voor de regeling Zelfstandige en Zwanger. Deze uitkering kunt u aanvragen bij UWV. De uitkering loopt gelijk met het zwangerschaps- en bevallingsverlof.
De werkzaamheden van de werknemer vallen onder verantwoordelijkheid van de werkgever. Uitgangspunt is dat de werkgever bepaalt welk werk er wordt gedaan en hoe dat moet gebeuren. Daarmee is het logisch dat hij dus ook de verantwoordelijkheid (en de aansprakelijkheid) draagt voor dat werk. Dat staat dan ook zo in de wet (art.7:661 BW). Pas bij ‘opzet of bewuste roekeloosheid’ van de werknemer ligt er aansprakelijkheid bij hem. Daarom is het van belang om alle afspraken goed vast te leggen in de arbeidsovereenkomst of huishoudelijk reglement.
Een medewerker die ziek is tijdens de vakantie heeft over die periode geen vakantie. Dat wil zeggen dat een medewerker die ziek wordt voordat hij met vakantie gaat, geen uren opneemt over de dagen dat hij ziek is. Wordt de werknemer ziek tijdens zijn vakantie, dan is het belangrijk dit zo snel mogelijk te melden. Zo mogelijk volgt hij de procedures die bij de ziekmelding horen. Doet de ziekte zich voor in het buitenland, dan is controle hierop moeilijk, waarbij een regeling over ziekmelding kan voorschrijven dat de medewerker een verklaring overlegt van een buitenlandse arts. Over de ziektedagen die geen vakantiedagen zijn, betaalt de werkgever het loon door. De aanspraak op vakantie wordt niet met de ziektedagen verminderd
Het door de werkgever doorbetaalde loon is minimaal 70% van het salaris van de werknemer en mag niet lager worden dan het minimumloon. In de meeste arbeidsovereenkomsten is geregeld dat de werkgever in het eerste ziektejaar het volledige salaris uitbetaald. Voor het tweede ziektejaar is het gebruikelijk dat 70% van het loon wordt doorbetaald. Wettelijk is bepaald dat de eerste twee ziektedagen voor rekening van de werknemer mogen komen.
Er is geen wettelijk onderscheid meer tussen regelmatig woon-werkverkeer en andere zakelijke reizen. Over de wijze van vergoeden kunnen afspraken worden gemaakt tussen de werkgever en de werknemer.
De werkgever en werknemer spreken een minimum en/of maximum aantal uren af dat de oproepkracht per periode werkt. De werkgever betaalt uiteraard loon voor de gewerkte uren. Maar hij moet in ieder geval de gegarandeerde uren uitbetalen, ook als hij geen werk heeft. Als er voortdurend meer uren gewerkt dan de garantie-uren kan dit gevolgen hebben voor de arbeidsduur van het oproepcontract. Per 1 januari 2020 worden min-max contracten als oproepcontracten gezien. Werkgevers moeten dan een hogere ww-premie betalen. Eens per jaar is het verplicht om medewerkers met een oproepcontract een contract aan te bieden met een vast aantal uren. De medewerker is niet verplicht het nieuwe contract te accepteren.
U heeft bijvoorbeeld een contract waarin de werkgever u twintig uur per week garandeert. De afgelopen drie maanden heeft u echter dertig uur gewerkt. U kunt van uw werkgever eisen dat hij de garantie-uren in uw contract verhoogt naar dertig uur. Uw werkgever hoeft dat niet te doen als hij kan aantonen dat er sprake is van tijdelijk overwerk.
Deze afweging moet u zelf maken. De werkgever is wettelijk verplicht om twee jaar maximaal 170% van het salaris door te betalen.
Neem voor de berekening van de werkgeverslasten contact op met het UWV of de Belastingdienst.
U mag een percentage afspreken voor zover u voldoet aan de hoogte van minimaal het wettelijk minimumloon. De NVLF heeft hiervoor een voorbeeld contract op laten stellen.
Ja, u heeft een arbeidsovereenkomst met hem/haar. Meer info vindt u op de website van de belastingdienst.
U bent verplicht uw medewerkers aan te melden bij de belastingdienst en het UWV. Iedere werknemer is verplicht een loonbelastingverklaring in te vullen. U moet van elke werknemer de volgende gegevens in bezit hebben: kopie van identiteitsbewijs; kopie van bewijs bevoegdheid/diploma; eventueel een bewijs van inschrijving in het kwaliteitsregister.
Dit is mogelijk tijdens de proeftijd of op basis van ontslag op staande voet bijvoorbeeld na diefstal of grove nalatigheid. In alle andere gevallen is een ontslagvergunning van het UWV nodig of moet er een zogenaamde vaststellingsovereenkomst worden opgesteld. Dan moeten zowel de werkgever als de werknemer het eens zijn dat het contract wordt beëindigd. Wij raden aan dat zowel de werkgever als de werknemer zich hiervoor door een jurist laten bijstaan.
Met ingang van 1 januari 2020 mogen er drie tijdelijke contracten worden aangeboden in een periode van drie jaar. Als er een ‘pauze’ tussen twee tijdelijke contracten van zes maanden zit, mag er opnieuw worden geteld.
Na 5,5 uur werken dient een pauze van 30 minuten te worden ingelast. Ochtend-, middag- en lunchpauze zijn voor rekening van de werknemer. Deze tijd moet worden ingehaald.Daardoor is het mogelijk dat iemand 8 uur op een dag werkt en 8,5 uur aanwezig is.
Ja, de NVLF heeft mantelovereenkomsten afgesloten met verzekeraars. Hierbij is een collectiviteitkorting bedongen.
Ja, de NVLF heeft mantelovereenkomsten afgesloten met verzekeraars. Hierbij is een collectiviteitkorting bedongen.
Bij onregelmatige uren bepaalt u het aantal vakantiedagen door uit te rekenen hoeveel dagen de werknemer gemiddeld het afgelopen jaar gewerkt heeft. Is de werknemer op het moment dat de vakantiedagen worden uitgerekend nog geen jaar in dienst, dan bouwt zij naar rato vakantiedagen op.
Nee, het is wettelijk niet toegestaan dat u verlofdagen uitbetaalt. Wel is het toegestaan de vakantiedagen die het wettelijke minimum (vier maal het bedongen aantal arbeidsdagen per week) te boven gaan af te kopen mits werkgever en werknemer het hierover met elkaar eens zijn.
Per jaar is de werkgever verplicht aan de werknemer vakantie te verlenen gedurende minimaal viermaal het bedongen aantal arbeidsdagen per week.
Nee, de werkgever dient dit onderwerp wel bespreekbaar te maken als hier door de medewerker om gevraagd wordt. Pensioen kan als secundaire arbeidsvoorwaarden worden opgenomen in de arbeidsovereenkomst of het personeelsreglement. U dient hier met een assurantieadviseur contact over op te nemen.
Een tijdelijke arbeidsovereenkomst kan niet tussentijds worden opgezegd. Dit is in de wet vastgelegd. Bij het aangaan van de tijdelijke arbeidsovereenkomst kan er wel een bepaling worden opgenomen dat er tussentijds opgezegd kan worden. Als dit niet in de arbeidsovereenkomst is opgenomen kan er alleen tussentijds worden opgezegd bij wederzijdse goedkeuring.
Werkgever en werknemer hebben geen afspraken over het aantal uren dat de oproepkracht werkt. De werkgever betaalt de eerste zes maanden alleen loon voor de uren die de oproepkracht werkt. Na die zes maanden moet hij het loon doorbetalen over het gemiddelde aantal uren dat in de afgelopen zes maanden is gewerkt, ook als hij geen of minder werk heeft.
Het aantal BHV’ers ligt niet vast in de wet. Wel moet bij het bepalen van het aantal BHV’ers en bij de manier waarop de BHV wordt georganiseerd, rekening worden gehouden met de grootte van het bedrijf en de risico’s binnen het bedrijf. Naar aanleiding van de RI&E wordt vastgesteld hoeveel BHV’ers er minimaal binnen de praktijk aanwezig moeten zijn. De werkgever mag ook zelf de taak van bedrijfshulpverlener op zich nemen als hij maar voldoende deskundigheid, ervaring en uitrusting heeft. Wanneer de werkgever afwezig is, moet er een andere (opgeleide) BHV’er aanwezig zijn.
Iedere werkgever is verplicht een Risico Inventarisatie en Evaluatie (RI&E) uit te voeren, ongeacht de omvang van het bedrijf. Naast het uitvoeren van de RI&E is een werkgever ook verplicht een plan van aanpak op te stellen. De NVLF heeft een risico-inventarisatie en –evaluatie (RI&E) methodiek ontwikkeld voor haar leden.
De werkgever is verplicht de werkzaamheden zo te organiseren dat de werknemer geen schade lijdt tijdens de werkzaamheden en te zorgen voor een veilige en gezonde werksituatie. De zorgplicht geldt ook voor personen die niet bij de werkgever in dienst zijn zoals stagiaires. Als werkgever u verplicht een goed arbobeleid te voeren. Belangrijkste onderdelen hiervan zijn: Periodiek opstellen van een Bedrijfs Risico Inventarisatie en Evaluatie met bijbehorende plan van aanpak (RI&E); Verzuimbegeleiding van een zieke werknemer; Ieder bedrijf heeft verplicht een BHV’er ( bedrijfshulpverlener: o.a. EHBO en brandpreventie) en een BHV-plan. Bij kleine bedrijven mag de werkgever zelf de BHV’er zijn mits hij over voldoende kennis en vaardigheden beschikt.
Op dit moment is het nog niet mogelijk om in de periode tussen het afronden van de opleiding en de daadwerkelijke diploma-uitreiking als logopedist te gaan werken. De NVLF is met de hogescholen en het kwaliteitsregister paramedici in gesprek om 4e jaar studenten die de opleiding al afgerond hebben al voor de diploma-uitreiking te kunnen laten werken.
Er bestaat geen cao voor de eerstelijnspraktijken. Voor de hele eerstelijnszorg is er geen enkele cao met uitzondering van de huisartsenpraktijken. Het is niet de verwachting dat er een cao voor de eerstelijn komt.
Ja, indien er een gezagsverhouding is geldt de Arbo-wet. Wettelijk is er een uitzondering: Indien er maar één persoon aanwezig is mag volstaan worden met het kennen van de vluchtwegen bij brand en een risico-inventarisatie en -evaluatie.
Werkgevers gaan een hogere ww-premie betalen voor medewerkers met een tijdelijk of een oproepcontract betalen. De zogenaamde 0-uren- en de min-maxcontracten worden ook als oproepcontracten gezien. Per jaar wordt de hoogte van de ww-premie door de overheid bepaald. In 2020 is de lage ww-premie 2,78% en de hoge premie 7,78%. Als er geen getekend exemplaar van de arbeidsovereenkomst in het personeelsdossier aanwezig is, wordt ook de hoge ww-premie berekend.
Aan oproepkrachten (0-uren of min-max contract) moet de werkgever na één jaar een aanbod doen voor een contract met een vast aantal uren dat gelijk is van het gemiddeld aantal uren van de afgelopen 12 maanden. Om de rustige periodes tijdens de schoolvakanties op te vangen kun je afspreken dat er tijdens de drukkere weken iets meer wordt gewerkt om de rustige schoolvakanties op te vangen. Leg deze afspraak wel in de arbeidsovereenkomst vast. Als voorbeeld: de vaste arbeidsomvang is 28 uur. Tijdens de drukke maanden wordt 29 of 30 uur gewerkt. De ‘extra’ uren worden gespaard voor rustige tijden. Het vaste maandsalaris is het hele jaar gebaseerd op 28 uur. Aan het einde van het kalenderjaar worden eventuele meeruren uitbetaald. De werkgever is verplicht een contract met een vast aantal uren aan te bieden. De werknemer is niet verplicht om in te stemmen met de contractwijziging. Er mag geen druk op de werknemer uitgeoefend worden. Als de werknemer ervoor kiest om zonder een vast aantal uren te blijven werken dan moet de werkgever de hogere ww-premie blijven betalen.
Wij raden dit aan. Als er geen getekend exemplaar in het dossier aanwezig is, dan moeten werkgevers een hogere ww-premie betalen.
Als de medewerker vrijwillig vertrekt, dan hoeft er geen transitievergoeding betaald te worden. Als een tijdelijk contract niet wordt verlengd of als de werknemer ontslagen wordt is het verplicht om een transitievergoeding te betalen. Dit geldt vanaf 1 januari 2020 vanaf de eerste werkdag.Voor de berekening van de hoogte van de transitievergoeding zie https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/arbeidsovereenkomst-en-cao/vraag-en-antwoord/hoe-hoog-is-de-transitievergoeding-als-ik-word-ontslagen. De hogere transitievergoeding voor vijftig plussers vervalt. Voor kleine werkgevers vervalt de overbruggingsregeling. Er hoeft geen vergoeding betaald te worden bij verwijtbaar ontslag. Als voorbeeld: een medewerker van 25 jaar doet een zwangerschapsvervanging van 6 maanden. Zij werkt 30 uur per week, het bruto uurloon is € 15. De transitievergoeding die na afloop van het tijdelijke contract betaald moet worden bedraagt € 32,50 bruto.
Dat kan bij pensionering, langdurige ziekte, verwijtbaar handelen (bijvoorbeeld fraude of diefstal) en bedrijfseconomische redenen. Met uitzondering van ontslag bij pensionering en na langdurige ziekte, moet er een ontslagvergunning worden aangevraagd of een vaststellingsovereenkomst worden opgesteld. Voor de invoering van de Wet Arbeidsmarkt in Balans (WAB) op 1 januari 2020 waren er slechts een paar gronden waarbij er een ontslagvergunning werd verleend. Een ontslagvergunning werd alleen verleend als er volledig aan een van de ontslaggronden werd voldaan. Met ingang van de WAB geldt de zogenaamde cumulatiegrond. De kantonrechter heeft de mogelijkheid om meerdere ontslaggronden te combineren als hier niet volledig aan wordt voldaan. Denk bijvoorbeeld aan een combinatie van slecht functioneren en een verstoorde arbeidsrelatie.
De zogenaamde werkkostenregeling is bedoeld om werknemers onbelaste vergoedingen te kunnen geven. Denk aan een bijdrage voor het lidmaatschap van de NVLF, de sportschool of een kerstpakket. De belastingsdienst stelt een limiet aan deze vergoedingen. Dit limiet wordt in 2020 verhoogd naar 1,7% van de eerste € 400.000 van de totale loonsom. Daar boven blijft het percentage van 1,2% gelden.
Het nummer waaronder u ingeschreven staat, moet u vermelden op alle uitgaande brieven, declaraties, e-mail en andere aankondigingen. Rechtsvormen zoals eenmanszaken, naamloze vennootschappen en maatschappen hoeven de jaarrekening niet te deponeren in het Handelsregister.
Het Handelsregister is de basisregistratie waarin alle bedrijven en rechtspersonen ingeschreven staan. Alle andere organisaties die deelnemen aan het economisch verkeer staan ook in dit register. Zo heb je rechtszekerheid bij het zakendoen. In het Handelsregister zie je namelijk met wie je te maken hebt, wie tekeningsbevoegd is en of er misschien sprake is van een faillissement.
De meeste freelancers en zzp’ers kiezen als rechtsvorm de eenmanszaak of bv. Bv’s moeten zich altijd inschrijven bij KvK. Je moet je eenmanszaak inschrijven als je voldoet aan de criteria voor een onderneming.
Bij eenmanszaken, vof’s, cv’s en maatschappen zijn de privé-adressen van de eigenaar, vennoten en maten openbaar. De reden hiervoor is dat zij hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de onderneming. Deze privé-adressen staan vermeld op het uittreksel dat iedereen kan opvragen of kan raadplegen via de website. De privé-adressen worden niet verstrekt in adresbestanden. In uitzonderlijke gevallen is het mogelijk om het privé-adres af te schermen in het Handelsregister.
Volgens de Handelsregisterwet zijn alle ondernemingen en rechtspersonen verplicht zich in te schrijven in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel (KvK). Dat geldt ook voor vrijgevestigde logopedisten.
Ondernemers en particulieren kunnen door te zoeken op KvK-nummer achterhalen met wie zij zaken doen. Het is dan ook wettelijk verplicht je KvK-nummer te vermelden op: brieven, orders, facturen, offertes, websites en zakelijke e-mailberichten.
Als u start met een nieuwe praktijk voor logopedie, dan moet u zich inschrijven bij de Kamer van Koophandel. Wanneer je al een praktijk hebt kan je een nieuwe vestiging toevoegen aan je huidige inschrijving. Dit kan online bij de KvK.
Wat precies op de factuur naar de patiënt moet komen te staan is vastgesteld in de Regeling Paramedische Zorg. Een declaratie van de zorgverlener aan de patiënt/verzekeraar gebeurt via de patiënt en vermeldt minimaal de navolgende gegevens: de naam, geboortedatum, adres- en woonplaatsgegevens en het Burgerservicenummer (BSN) van de patiënt; de geleverde prestaties(s); het aantal geleverde eenheden van de prestatie(s); het tarief per prestatie en het totaalbedrag; de datum of data waarop de prestatie(s) is/zijn geleverd; de declaratiecode cq. prestatiecode; de AGB-code van de zorgaanbieder die de prestatie declareert. Daarnaast stelt de Belastingdienst nog de volgende extra verplichtingen: uw KvK-nummer en een opeenvolgend nummer.
Je mag zelf weten of je de factuur digitaal of op papier verstuurt. De Belastingdienst stelt geen extra eisen aan het versturen van digitale facturen. De wettelijke eisen voor papieren facturen en voor facturen die u verzendt als pdf-bijlage bij een e-mail zijn hetzelfde.De patiënt is niet verplicht een digitale factuur te accepteren. Het is daarom raadzaam om vooraf te overleggen of en hoe hij digitale factuur wil ontvangen.
Officieel moet je als praktijk een Microsoft Office voor Thuisgebruik en Zelfstandigen aanschaffen. Dit programma is duurder dan een programma voor thuisgebruik en studenten. Voor thuisconsumenten en kleine bedrijven worden Office Professional 2010, Office 2010 voor Thuisgebruik en Zelfstandigen en Office voor Thuisgebruik en Studenten 2010 verkocht via allerlei winkels, verkooppunten en distributeurs of rechtstreeks via Office.com. Deze versies kunnen ook worden aangeschaft via computerfabrikanten of systeembouwers en zijn dan vooraf geïnstalleerd wanneer u een nieuwe computer aanschaft.
De NVLF hanteert voor de onderbouwing de laatste NZa-berekening voor vaststellen van het maximum tarief logopedie 2015. Een werkdag is 8 uur. Een behandeling duurt gemiddeld 30 minuten. Op jaarbasis worden gemiddeld 2.348 behandelingen gegeven. Per week kunnen er gemiddeld 52 behandelingen worden gegeven (2.348 behandelingen: 45 werkweken). Op één dag kunnen gemiddeld 10,4 behandelingen gegeven worden. Voor indirect patiëntgebonden tijd (bijhouden patiëntendossiers, verslagen en overleggen die niet gedeclareerd kunnen worden) en voor niet patiëntgebonden handelingen (administratie, contact met verwijzers, enz.) blijven per 2015 gemiddeld 2,8 uur per dag over. De ene keer mag een behandeling korter zijn, en een andere keer weer langer. Het tarief blijft hetzelfde. Volgens de NZa-onderbouwing zou een logopedist in 2015 meer dan twee uur krijgen per dag voor de administratie bij een fulltime praktijk. Helaas hanteren alle zorgverzekeraars deze onderbouwing niet waardoor de systematiek onder druk is komen te staan. Veel zorgverzekeraars hanteren tarief 2012, daarmee eigenlijk de rekennorm uit 2012 namelijk 2.905 behandelingen. Dit betekent dat er ongeveer anderhalf uur per dag overblijft voor de administratie.
Er is geen officieel (verzuim) tarief. Het verzuimtarief valt niet onder de WMG. Dat houdt in dat de NZa geen regels vaststelt. Wel is het een goede zaak dat de patiënt op de hoogte wordt gebracht/ingelicht wordt over het verzuimtarief dat de praktijk hanteert en de voorwaarden voor het in rekening brengen daarvan. Deze voorwaarden kunnen vastgelegd worden in de betalingsvoorwaarden van de praktijk.
Voor vragen over de startersaftrek kunt terecht bij de belastingdienst.
Ja, ouders moeten voor hun kinderen een geldig legitimatiebewijs hebben als ze naar een zorgverlener gaan. Anders dan de algemene identificatieplicht is er in de zorg geen leeftijdsgrens. De identificatieplicht geldt vanaf de geboorte. Voor het vaststellen van de identiteit van een minderjarige patiënt die geen paspoort/identiteitskaart heeft, is een uittreksel uit het GBA van het kind een optie. Lukt dit niet, dan kan formeel de identiteit van het kind niet worden vastgesteld.
Kan de patiënt u geen identiteitsbewijs laten zien? Dan kunt u de kosten van de behandeling niet declareren bij een zorgverzekeraar. Indien het BSN niet bekend is, kan er gecommuniceerd worden op basis van persoonsidentificerende kenmerken (geboortedatum, geslacht, naam etc.). Voor de declaratie richting de zorgverzekeraars kunt u overwegen om in deze situatie bij het BSN 9999999 invullen. Het is raadzaam om vooraf hierover afspraken te maken met de zorgverzekeraar.
Wet- en regelgeving
Door de oorlog in Oekraïne vangt Nederland op dit moment ongeveer 60.000 ontheemden op. Dit brengt grote uitdagingen met zich mee, onder andere voor de gezondheidszorg. Per 1 juli 2022 treedt de Regeling Medische zorg Ontheemden uit Oekraïne (RMO) in werking. Dit is de manier waarop de zorg aan ontheemden uit Oekraïne wordt vergoed. Deze regeling kent hetzelfde zorgpakket als het al bestaande pakket voor asielzoekers (RMA). Naast de zorg uit het basispakket wordt ook bepaalde zorg buiten het basispakket (beperkt) vergoed, zoals mondzorg bij acute pijnklachten, anticonceptie en abortuszorg. Zorgverleners declareren hun zorgkosten via hun reguliere declaratiesysteem. Omdat de vluchtelingen uit Oekraïne niet op dezelfde manier worden opgevangen als asielzoekers (die via het COA worden opgevangen) was een ander declaratiesysteem noodzakelijk.
Lees in dit bericht en in deze Q&A voor zorgverleners van de Rijksoverheid meer over de RMO.
scannen
printen
als bijlage e-mailen
opslaan op uw harde schijf
op intranet plaatsen voor een beperkte periode (gespecificeerd in de licentievoorwaarden)
Reprorecht is de vergoeding die ondernemers en organisaties ieder jaar betalen voor het kopiëren voor intern gebruik. Het kopiëren uit kranten, tijdschriften of (e-)boeken door tekst of beeld te copy-pasten, scannen, e-mailen, op intranet te zetten of op te slaan komt bij veel bedrijven voor. Vaak deelt men dit materiaal ook.
Moet ik betalen aan Stichting Reprorecht voor auteursrechten?
Indien u als logopedist voor uw praktijk kopieën maakt uit publicaties waar auteursrecht op rust, bijvoorbeeld uit kranten, tijdschriften, vakliteratuur etc., dan moet daar een vergoeding voor afgedragen worden. Logopediepraktijken ontvangen voor het afdragen van de vergoeding een factuur van Stichting Reprorecht.
indien u nooit digitaal of op papier kopieert, dan kunt u bezwaar maken bij de stichting.
Na invoering Wet BIG wordt er bij het behalen van het van het diploma geen bewijs van bevoegdheid meer afgegeven.
Bewijs van bevoegdheid
Alle personen die voor 1997 een diploma behaald hebben zijn in het bezit van een bewijs van bevoegdheid.
n de wet BIG staan de opleidingseisen en het deskundigheidsgebied van logopedisten beschreven. In de Wet BIG is opgenomen dat de logopedist direct toegankelijk is.
Ouders moeten voor hun kinderen een geldig legitimatiebewijs hebben als ze naar een zorgverlener gaan. Anders dan de algemene identificatieplicht is er in de zorg geen leeftijdsgrens. De identificatieplicht geldt vanaf de geboorte.
Op de website www.bigregister.nl vindt u alle benodigde informatie.
Een verwijziging komt via een verwijzer, bijvoorbeeld een huisarts verwijst naar een logopedist. Een machtiging komt via de verzekeraar, de verzekeraar machtigt de logopedist voor behandeling.
De navolgende documenten dienen in het patiëntendossier bewaard te blijven: de verwijzing de verslaglegging correspondentie (met de arts e.d.) De uitslagen van testen moeten wel vastgelegd worden in het patiëntendossier. Scoreformulieren enz. hoeven niet bewaard te blijven. Als er een schriftelijke behandelingsovereenkomst is en/of op enig moment wordt tijdens/na de behandeling aan de patiënt gevraagd om toestemming te geven voor het verstrekken van medische gegevens aan derden door middel van een schriftelijke medische machtiging, dan maken deze gegevens deel uit van het medisch dossier. En dan geldt ook voor deze gegevens de bewaartermijn van ten minste vijftien jaar na afloop van de behandeling (artikel 7:454 lid 3 Burgerlijk Wetboek).
De UZI-pas is eenvoudig aan te vragen door paramedici met het registernummer van het Kwaliteitsregister Paramedici via de website www.uziregister.nl. Voor niet-geregistreerde paramedici is een andere procedure. Bij de niet-geregistreerde paramedici vindt eerst een controle plaats of voldaan is aan de opleidingseisen conform art. 34 wet BIG. Voor meer informatie zie www.uziregister.nl
De Unieke Zorgverlener Identificatie Register (UZI-register) geeft een elektronisch paspoort (de UZI-pas) uit. Speciaal voor mensen die met zorggegevens werken. Denk aan artsen, maar ook voor medewerkers die voor hun werk toegang nodig hebben tot elektronische patientgegevens.
Nee, in de wet BIG staat dat logopedisten mogen onderzoeken en behandelen na verwijzing door een arts en via directe toegankelijkheid. Dit is ongeacht het werkveld waarin men werkt.
Nee, alleen als de patiënt hiervoor toestemming heeft verleend. Ouders van (jonge kinderen) en naasten van wilsonbekwamen hebben wel inzagerecht.
Ja, dit is geregeld in de wet op de Geneeskundige Behandelovereenkomst (WGBO).
Dit is bij de wet bepaald. De bewaartermijn van patiëntgegevens is formeel 20 jaar, of zo veel langer als redelijkerwijs uit de zorg van goed hulpverlener voortvloeit. Het is gebruikelijk dat bij zorg aan minderjarigen de bewaartermijn ingaat als de jongere 18 jaar is geworden.
In het kader van de Wet Bescherming Persoonsgegevens en de Wet Geneeskundige Behandelingsovereenkomst mag u alleen gegevens verstrekken aan de logopedist die de behandeling overneemt. Pas na goedkeuring van de patiënt mag de logopedist informatie opvragen. Kijk voor meer informatie op de website Autoriteit Persoonsgegevens.
De regels voor geldigheid verschillen per verzekeraar. Meer informatie hierover vindt u op onze website.
Dit vindt niet vaak plaats, omdat de huisarts hiermee wordt gepasseerd. Volgens de BIG wet moet de verwijzing van een arts, tandarts of specialist zijn. Dus de consultatiebureauarts mag verwijzen. Er moet verslaglegging plaatsvinden aan de verwijzer, in dit geval de consultatiebureauarts.
Zowel de werknemer als de werkgever mogen tijdens de proeftijd wederzijds opzeggen. Als de werknemer erom vraagt moet de werkgever de reden schriftelijk beargumenteren. Er zijn geen ontslagverboden. Wel kan bij een onrechtmatig ontslag een schadevergoeding geeist worden; bijvoorbeeld bij ontslag wegens discriminatie of onzorgvuldige selectie.
De verantwoordelijkheid ligt bij de logopedist. Ook al heb je een verwijzing van een arts, wil dit nog niet zeggen dat er sprake is van een medische indicatie. Bij een kind met tweede taalverwerving waarbij de taal alleen achter blijft in het Nederlands is geen medische indicatie aanwezig indien de achterstand ligt aan het leren van een tweede taal.
Vrijgevestigde logopedisten zijn wettelijk verplicht een klachtenregeling te hebben. Leden van de NVLF zijn automatisch aangesloten bij een klachtenregeling. Klachten van cliënten gaan naar het Klachtenloket Paramedici. Kijk voor meer informatie ophttp://www.klachtenloketparamedici.nl
Ja, de rechten en plichten van zorgverzekeraar en zorgaanbieder in het kader van materiële controle en fraudeonderzoek hebben een wettelijke basis. De regeling bepaalt dat de zorgverzekeraar zich bij formele en materiële controle moet houden aan de regeling. Voldoet de verzekeraar aan de in de regeling gestelde eisen, dan is de zorgaanbieder verplicht medewerking te verlenen aan de materiële controle. De zorgaanbieder moet dan aan de zorgverzekeraar voor het uitoefenen van materiële controle de noodzakelijke persoonsgegevens verstrekken.
De AVG is de nieuwe Europese privacywetgeving. De AVG zorgt ervoor dat de privacyrechten van personen – of het nu patiënten zijn, of consumenten, of burgers – worden uitgebreid en versterkt. Zo kunnen personen straks aan organisaties vragen om hun persoonsgegevens te verwijderen. ook hebben organisaties toestemming nodig om persoonsgegevens te verwerken.
Vrijwel elke organisatie werkt met digitale persoonsgegevens. Dat geldt ook voor de logopediepraktijk. Informatie over de patiënt en de behandeling wordt ingevoerd in de computer. Ook zijn er koppelingen met internet, bijvoorbeeld de mogelijkheid voor patiënten om op de website van de praktijk online een afspraak te maken met een logopedist. Daarnaast is patiënteninformatie vaak elektronisch beschikbaar, bijvoorbeeld in het Elektronisch Patiëntendossier. Die digitalisering is handig. Maar het leidt soms ook tot heel vervelende incidenten; iedereen kent de berichten over persoonsgegevens die onbedoeld opeens online zichtbaar waren voor iedereen. De huidige privacywetgeving is niet toegesneden op de digitalisering. De AVG is dat wel.
Belangrijk is dat iedereen die met persoonsgegevens werkt, zich realiseert dat de dataveldjes op het beeldscherm persoonsinformatie betreft. Er is een verschil tussen gewone persoonsinformatie en bijzondere persoonsinformatie. De gewone persoonsinformatie betreft gegevens als naam, adres en telefoonnummer. Bijzondere persoonsinformatie betreft bijvoorbeeld afkomst, etnische afkomst, religie, politieke voorkeur of gegevens die met gezondheid te maken hebben. Met alle persoonsinformatie moet je zorgvuldig omgaan, maar voor bijzondere persoonsinformatie gelden extra waarborgen. Dit soort informatie mag je alleen bezitten en verwerken als daar een reden voor is. De logopedist zal meestal een reden hebben om over gezondheidsgegevens te beschikken. Maar om over deze informatie te beschikken, is toestemming nodig van de persoon om wie het gaat. Stel dat iemand die nog geen patiënt is naar een logopediepraktijk mailt dat zij denkt dat ze dyslexie heeft en overweegt een afspraak te maken. Een logopedist registreert die gegevens misschien al, want dat is handig als het inderdaad tot een afspraak komt. Dat mag niet volgens de AVG, want de vrouw in kwestie heeft geen toestemming gegeven. Ze heeft zich weliswaar vrijwillig gemeld, maar dat is niet voldoende. Zo’n probleem kun je bijvoorbeeld praktisch oplossen door op het contactveld op de website een algemene voorwaarde toe te voegen, waarin deze toestemming opgenomen is. Zo zijn er tal van voorbeelden waar logopedisten mee aan de slag moeten om te voldoen aan de AVG.
Iedereen die met persoonsgegevens werkt, moet zich houden aan de AVG. Als logopedisten in loondienst werken, moet hun werkgever ervoor zorgen dat zij werken volgens de AVG. De werkgever, bijvoorbeeld een ziekenhuis, een onderwijsinstelling of een praktijkhouder, zal de werknemers een geheimhoudingsverklaring voorleggen. Ook zal de werkgever andere maatregelen nemen, bijvoorbeeld om de toestemming van patiënten of leerlingen te waarborgen. Wie zelfstandig werkt, moet dit zelf regelen. Het maakt dan niet uit of je werkzaam bent als praktijkhouder of bijvoorbeeld als coach. Dit geldt voor alle zelfstandigen, al dan niet met personeel, die met persoonsgegevens werken. Het betekent bijvoorbeeld dat je een zogenaamde verwerkersovereenkomst moet sluiten met de leveranciers van de software die gebruik wordt. Wie werknemers heeft, zal hen vragen een geheimhoudingsverklaring te tekenen. Ook moeten zelfstandig werkende logopedisten – of ze nu in hun eentje werken of logopedisten in loondienst hebben – hun privacybeleid publiceren op hun website. Hierin zal ondermeer vermeld zijn dat patiënten of cliënten het recht hebben om hun gegevens uit de bestanden te verwijderen.
Onderstaand antwoord komt uit een interview voor het Tijdschrift voor Logopedie met Rob Stadt, Functionaris voor de Gegevensbescherming (FG) bij de brancheorganisatie voor fysiotherapeuten, het KNGF.
Een privacyverklaring is bedoeld om betrokkenen, zoals patiënten of cliënten, te informeren over de manier waarop een zorgverlener of een instelling met persoonsgegevens omgaat. Er moet bijvoorbeeld in staan welke gegevens worden vastgelegd en met welk doel dit gebeurt, hoe de gegevens worden beveiligd en aan wie ze eventueel worden verstrekt. Ook staat in de privacyverklaring hoe lang de gegevens bewaard worden. De rechten van de betrokkene zijn ook een belangrijk onderdeel van de privacyverklaring’, zegt Stadt. ‘Zo heeft de betrokkene bijvoorbeeld recht op het intrekken van zijn toestemming en op inzage, correctie en verwijdering van de gegevens.’ Op NVLF.nl staat wat er in een privacyverklaring moet worden vermeld, je vindt daar ook een format die u kunt gebruiken. De uiteindelijke inhoud bepaal je als logopedist zelf.’ aldus Stadt. ‘Stel dat je als logopedist in het kader van een wetenschappelijk onderzoek persoonsgegevens verstrekt aan een andere partij. Dan moet je dat melden in je privacyverklaring. Hiervoor moet de betrokkene expliciet toestemming geven. Die toestemming kan dus ook weer worden ingetrokken.’
Onderstaand antwoord komt uit een interview voor het Tijdschrift voor Logopedie met Rob Stadt, Functionaris voor de Gegevensbescherming (FG) bij de brancheorganisatie voor fysiotherapeuten, het KNGF.
Dat moet. Dit geldt zowel voor nieuwe cliënten als voor bestaande cliënten. Zij moeten op de hoogte worden gebracht van het privacybeleid. Op basis van de inhoud van de privacyverklaring wordt de betrokkene in staat gesteld om vooraf een afweging te maken of de persoonsgegevens in vertrouwen kunnen worden verstrekt of niet. Dit kan door de privacyverklaring op de website te plaatsen en op te hangen in de wachtruimte. Hoewel dat niet wordt voorgeschreven, kun je overwegen om een privacyverklaring te laten tekenen. Het is belangrijk dat je overtuigd bent dat de inhoud voor de betrokkene duidelijk is. Bij eventuele conflicten kan het een voordeel zijn als je cliënt de overeenkomst heeft ondertekend.
Een verwerkersovereenkomst is wettelijk verplicht als een zorgaanbieder een derde partij inschakelt die persoonsgegevens verwerkt namens de zorgaanbieder, bijvoorbeeld de leverancier van het cliënten/patiëntendossier. Veelal wordt de overeenkomst opgesteld door de EPD-leverancier. In de overeenkomsten met de zorgverzekeraars zijn de verplichtingen opgenomen. Hiervoor hoeft geen extra verwerkersovereenkomst afgesloten worden.
Onderstaand antwoord komt uit een interview voor het Tijdschrift voor Logopedie met Rob Stadt, Functionaris voor de Gegevensbescherming (FG) bij de brancheorganisatie voor fysiotherapeuten, het KNGF.
Een logopedist met een eigen praktijk is zelf verwerkingsverantwoordelijke. Voor logopedisten in loondienst, of dat nu bij een logopediepraktijk of bij een school of een zorginstelling is, geldt dat het management van de organisatie verwerkingsverantwoordelijke is. ‘Een van de taken van de verwerkingsverantwoordelijke is ervoor zorgen dat de medewerkers zich bewust zijn van de regels ten aanzien van de bescherming van persoonsgegevens’, zegt Stadt. Bewustwording is essentieel, stelt hij. ‘Als er dingen fout gaan, bijvoorbeeld gegevens die in handen van onbevoegden terecht komen, is dat bijna altijd een gevolg van menselijk handelen. Iemand is slordig en laat bijvoorbeeld een wachtwoord slingeren. De praktijkhouder of de instelling is hier verantwoordelijk voor en moet zorgen dat het niet gebeurt. Zorg dat je voldoet aan de norm voor informatiebeveiliging voor de sector zorg, NEN7510.’
Onderstaand antwoord komt uit een interview voor het Tijdschrift voor Logopedie met Rob Stadt, Functionaris voor de Gegevensbescherming (FG) bij de brancheorganisatie voor fysiotherapeuten, het KNGF.
In de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO) staat met wie welke informatie gedeeld mag worden. Dat verandert niet. ‘Wel is het zo dat de rechten van betrokkenen in de AVG meer expliciet worden (bijvoorbeeld over wie wel en wie niet binnen een organisatie toegang hebben tot dossiergegevens) en dat nog niet ieder EPD daar klaar voor is. Zonder extra maatregelen (zoals versleuteling) is het gelet op de risico’s niet verstandig om vertrouwelijke gegevens via e-mail uit te wisselen en is het bijvoorbeeld beter om een SMS te gebruiken als je iemand aan zijn afspraak wilt herinneren. Zorgverleners kunnen veilig met elkaar communiceren via Siilo, een soort whatsapp. Ook zijn er beveiligde regionale netwerken voor zorgverleners. ‘Zorg voor een goede verwerkersovereenkomst als je hiervan gebruikmaakt’, adviseert Stadt. Hetzelfde geldt voor het verzenden van videobeelden van bijvoorbeeld observaties. Nooit als bijlage bij een e-mail, maar ook dan alleen versleuteld en via diensten die voldoende waarborgen bieden en ook zelf voldoen aan de AVG. Omdat deze partijen dan de rol van verwerker hebben, is ook hiermee een verwerkingsovereenkomst nodig. Dossiergegevens zijn bijzondere persoonsgegevens en die kunnen niet zomaar worden gedeeld met iemand die geen behandelrelatie in de zin van de WGBO heeft. En stel dat één van je cliënten zelf aangeeft dat hij het prima vindt om inhoudelijke informatie met jou te delen via e-mail? Stadt: ‘Het is dan verstandig de cliënt te wijzen op de risico’s en het niet te doen’.
Op grond van de WGBO geldt een dossierplicht voor de logopedist (artikel 7:454 Burgerlijk Wetboek). Dit houdt in dat een dossier moet worden bijgehouden waarin aantekeningen staan over de gezondheid van de patiënt, informatie over de uitgevoerde verrichtingen en andere gegevens voor zover dit voor een goede zorgverlening noodzakelijk is. De AVG kent een vergelijkbare bepaling. Persoonsgegevens over de gezondheid en religieuze of levensbeschouwelijke overtuigingen zijn bijzondere categorieën van persoonsgegevens. Deze gegevens mogen worden verwerkt dus vastgelegd o.a. als dit noodzakelijk is voor het verstrekken van gezondheidszorg (artikel 9 lid 2 sub h AVG). Als het voor een goede zorgverlening noodzakelijk is om dit gegeven vast te leggen, is het toegestaan. Het is aan de behandelend logopedist om dit te bepalen
Ervan uitgaande dat het hier gaat om medische gegevens, op grond van de AVG heeft de betrokkene, i.c. de patiënt, recht op gegevenswissing (‘recht op vergetelheid’) als: de persoonsgegevens niet langer nodig zijn voor het doel waarvoor deze zijn verzameld: dit gaat hier niet op want de wetgever heeft in de WGBO expliciet opgenomen dat medische gegevens ten minste vijftien jaar moeten worden bewaard de patiënt de toestemming heeft ingetrokken en er geen andere rechtsgrond is voor de gegevensverwerking: er is een andere rechtsgrond dan toestemming, namelijk noodzakelijk voor het verstrekken van gezondheidszorg, zie artikel 9 lid2 sub h AVG de betrokkene bezwaar maakt tegen de verwerking overeenkomst artikel 21 AVG. In dat geval dient een belangenafweging te worden gemaakt, zie artikel 21 lid 1 AVG. Goed zorgverlenerschap kan met zich meebrengen dat de medische gegevens niet worden vernietigd de persoonsgegevens zijn onrechtmatig verwerkt: hier niet aan de orde de persoonsgegevens moeten worden gewist op grond van wetgeving: integendeel, zie bewaartermijn van 20 jaar in de WGBO (artikel 7:454 lid 3 Burgerlijk Wetboek) de persoonsgegevens zijn verzameld in verband met een aanbod van diensten van een informatiemaatschappij: niet aan de orde.
Ja. Uitzondering geldt als er reden is om aan te nemen dat de lijn wordt afgeluisterd. Dat zou schending van het medisch beroepsgeheim kunnen opleveren. Dit staat los van de AVG.
Advies: als het gegevens bevat die voor een goede zorgverlening noodzakelijk zijn, kan het op grond van de dossierplicht worden toegevoegd in het EPD. Zo nee, vraag dan aan de patiënt wat de bedoeling is. De patiënt heeft op grond van de WGBO het recht om een verklaring te laten toevoegen aan het medisch dossier (zie artikel 7:454 lid 2 Burgerlijk Wetboek). Als het daar niet om te doen is, informeer de patiënt dat de gegevens worden vernietigd. Het is niet wenselijk om over meer (medische) persoonsgegevens te beschikken dan noodzakelijk gelet op het doel waarvoor deze zijn verzameld. Of anders gezegd, als u onnodig over vertrouwelijke gegevens beschikt bent u hiervoor ook verantwoordelijk.
De verwerkingsverantwoordelijke moet, rekening houdend met de stand van de techniek, de uitvoeringskosten alsook met de aard, de omvang, de context en de verwerkingsdoeleinden en de qua waarschijnlijkheid en ernst uiteenlopende risico’s voor de rechten en vrijheden van personen passende technische en organisatorische maatregelen nemen om een op het risico afgestemd beveiligingsniveau te waarborgen (zie artikel 32 AVG). Kort gezegd, de informatie kan het beste via een beveiligde verbinding zoals gebruikelijk in de zorgsector worden ontvangen. Dat hoeft geen aparte inlog te zijn, maar kan ook een versleutelde e-mailverbinding zijn mits voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 32 AVG. Nb. Wat vandaag als veilig wordt gezien, kan over enkele jaren uit de gratie zijn omdat het gezien de beveiligingsmogelijkheden alsdan niet langer als voldoende veilig wordt beschouwd.
De Stichting Nederlands Normalisatie-instituut heeft een aantal beveiligingsnormen ontwikkeld; de NEN 7510, de NEN 7512 en de NEN 7513. De NEN 7512 en NEN 7513 vormen een uitwerking van de NEN 7510. De NEN 7510 bevat richtlijnen en uitgangspunten voor informatiebeveiliging in de zorg. De NEN 7512 ziet op de vertrouwensbasis bij elektronische communicatie in de zorg. De NEN 7513 biedt een norm voor logging. Op grond artikel 32 lid 1 AVG moet de verwerkingsverantwoordelijke, rekening houdend met de stand van de techniek, de uitvoeringskosten alsook met de aard, de omvang, de context en de verwerkingsdoeleinden en de qua waarschijnlijkheid en ernst uiteenlopende risico’s voor de rechten en vrijheden van personen passende technische en organisatorische maatregelen nemen om een op het risico afgestemd beveiligingsniveau te waarborgen. Zorgaanbieders, waaronder logopediepraktijken, zijn gehouden om bij aanvang van de behandeling de identiteit en het burgerservicenummer van de patiënt vast te stellen en de aard van het door de patiënt getoonde legitimatiebewijs en nummer daarvan te registreren in de administratie (artikelen 5 en 6 lid 2 Wet gebruik burgerservicenummer in de zorg (wbsn-z)). Ook is het verplicht om het burgerservicenummer van de patiënt vast te leggen (artikel 8 wbsn-z). In de wbsn-z is vastgelegd dat bij ministeriële regeling kan worden bepaald aan welke beveiligingseisen deze gegevensverwerking moet voldoen (artikel 10 wbsn-z). De minister van VWS heeft bij Regeling gebruik burgerservicenummer in de zorg d.d. 26 mei 2008 nadere regels gesteld omtrent het gebruik van het burgerservicenummer in de zorg. Artikel 2 van deze regeling vereist dat de gegevensverwerking als onder andere bedoeld in artikel 8 wbsn-z voldoet aan de NEN 7510. Uit de definitie van NEN 7510 in deze regeling volgt dat hieronder mede de uitwerkingen in de NEN 7511 en 7512 is begrepen (artikel 1 Regeling gebruik burgerservicenummer in de zorg). Het is dus voor een logopediepraktijk verplicht om te voldoen aan deze NEN-normen en daarbij wordt hiermee tevens invulling gegeven aan de verplichtingen uit de AVG om voldoende beveiligingsmaatregelen te nemen.
Nee, er hoeft door medewerkers geen extra geheimhoudingsverklaring te worden getekend. De AVG en WGBO (medisch beroepsgeheim) verplichten tot geheimhouding.
De AVG geldt op alle persoonsgegevens die in de logopediepraktijk worden verwerkt dus ook voor ‘oude’ dossiers. De gegevens mogen niet langer worden bewaard dan noodzakelijk is gelet op het doel waarvoor deze verzameld zijn. De WGBO geeft een concretere invulling van de bewaartermijn, namelijk gedurende 20 jaar na afloop van de behandeling, tenzij goed hulpverlenerschap een langere bewaartermijn met zich meebrengt. Voor gegevens van een minderjarige geldt dat deze termijn begint te lopen vanaf de leeftijd van 18 jaar. Na de termijn moeten de gegevens vernietigd worden, behoudens de genoemde uitzondering;
Een FG is verplicht als de verwerkingsverantwoordelijke o.a. hoofdzakelijk is belast met grootschalige verwerking van bijzondere categorieën van gegevens uit hoofde van artikel 9 AVG (artikel 37 lid 1 sub d AVG). Dit betreft o.a. medische gegevens en dat betekent dat een logopediepraktijk een FG zou moeten aanstellen. Er worden immers hoofdzakelijk medische gegevens verwerkt. De Autoriteit Persoonsgegevens heeft het standpunt ingenomen dat bij gegevensverwerking door een individuele arts geen FG hoeft te worden aangesteld (zie website Autoriteit Persoonsgegevens). Naar analogie zal dat ook voor de logopedist gelden die een eenmanszaak heeft. Het is nog niet bekend of het daadwerkelijk nodig is dat relatief kleine praktijken, denk aan een maatschap van twee logopedisten met bijvoorbeeld een medewerker, ook een FG moeten hebben.
KNMG richtlijnen voor omgang met medische gegevens en de adviezen die ze geeft specifiek voor e-mail. met links naar o.a. de richtlijn omgang met medische gegevens). Het gaat hier met name om gedragsregels passend bij de wet- en regelgeving en niet zozeer om de technische uitwerking.
U dient uitdrukkelijke toestemming van ouders of de patiënt te hebben voor het plaatsen van foto’s op internet. U moet onder de AVG ook kunnen aantonen dat hiermee is ingestemd. Wij adviseren dan ook om deze toestemming schriftelijk vast te leggen.
Een kwaliteitskring is geen juridische entiteit (rechtspersoon of natuurlijke persoon) en valt niet onder de werking van de AVG.
Maak gebruik van de handige A4 poster om aan te tonen dat u AVG-proof bent. Download de poster en hang hem vervolgens op een zichtbare plek in uw praktijk.
De uitslagen van testen moeten wel vastgelegd worden in het patiëntendossier. Scoreformulieren etc. hoeven niet bewaard te blijven.
Dit is wel toegestaan. Oudere papieren verwijzingen mogen worden gescand en opgeslagen in het EPD.
Als zorgverlener van vreemdelingen zonder verblijfsvergunning (onverzekerbare vreemdelingen) kunt u in bepaalde gevallen bij CAK een bijdrage aanvragen voor de kosten van medische zorg die u aan hen heeft verleend. Dat kan alleen als deze mensen de kosten voor die zorg niet (helemaal) zelf kunnen betalen. Kijk voor meer informatie op: https://www.hetcak.nl/zakelijk/regelingen/onverzekerbare-vreemdelingen
Antwoord AVG-Helpdesk Zorg, Welzijn en Sport: Een logopedist is een zorgaanbieder (artikel 34 wet BIG en artikel 1 Wkkgz) en mag (en is soms zelfs verplicht) daarom een identiteitsnummer van een patiënt vast te leggen. (Zie hiervoor artikel 4 t/m 8 Wet aanvullende bepalingen verwerking persoonsgegevens in de zorg). Waarbij in artikel 8 van de Wet de verplichting staat om het bsn vast te leggen.
Voor het verstrekken van een afschrift van het medisch dossier of van gegevens daaruit mag een hulpverlener geen vergoeding vragen. Onder de AVG mogen geen kosten voor het opvragen van een afschrift van het dossier worden gevraagd. De hoofdregel is dat het kosteloos dient te geschieden, tenzij sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 12 lid 5 AVG of artikel 15 lid 3 AVG. Als het verzoek van de betrokkene kennelijk ongegrond of buitensporig is, met name vanwege het repeterend karakter, mag de verwerkingsverantwoordelijke wel een redelijke vergoeding vragen of weigeren om aan het verzoek gevolg te geven (artikel 12 lid 5 AVG). In artikel 15 lid 3 AVG staat dat als de betrokkene om bijkomende kopieën verzoekt op basis van de administratieve kosten een redelijke vergoeding kan aanrekenen. Dat betreft dus ook een uitzondering om eventueel kosten in rekening te brengen. Alleen in één van deze gevallen mag een redelijke vergoeding voor het afschrift worden gevraagd. Wat redelijk een redelijke vergoeding is, is nog niet vastgelegd. Ook de Autoriteit Persoonsgegevens heeft hier nog geen formeel standpunt over ingenomen. Vooralsnog kunt u bijvoorbeeld denken aan kosten van een CD of DVD, de portokosten of een redelijke vergoeding per gekopieerde pagina. Het wordt aangeraden om hierover vooraf duidelijk te zijn, bijvoorbeeld in de privacyverklaring op uw website.
Patiëntenrechten van kinderen zijn vastgelegd in de Wet Geneeskundige Behandelingsovereenkomst (WGBO). De wet onderscheidt drie leeftijdsgroepen: kinderen tot twaalf jaar, kinderen van twaalf tot zestien jaar en jongeren vanaf zestien jaar. Bij kinderen tot 12 jaar is de toestemming van de ouders/voogden vereist. Toestemming van het kind is niet nodig, maar deze heeft wel recht op informatie. Bij jongeren van 12 tot 16 jaar is de toestemming van de ouders/voogden en van de jongere zelf vereist. In twee uitzonderingsgevallen is de toestemming van alleen de jongere voldoende. als het niet behandelen van de jongere voor hem ernstig nadeel oplevert (denk aan geslachtsziekte, vaccinatie) hoeven de ouders over de behandeling niet te worden ingelicht. als de behandeling de weloverwogen wens is van de jongere (denk aan abortus, vaccinatie). In dit geval dient de arts in principe wel met de ouders/voogden te overleggen, maar het goed hulpverlenerschap kan met zich meebrengen dat zij over de behandeling niet worden geïnformeerd. Ook in deze leeftijdscategorie dienen de jongeren naar hun bevattingsvermogen te worden geïnformeerd over de behandeling. Jongeren vanaf 16 jaar beslissen zelfstandig en hebben een zelfstandig recht op informatie.
Tot een kind zestien jaar is, beslissen zijn wettelijk vertegenwoordigers beiden over een medische behandeling. Vanaf twaalf jaar doen zij dit samen met het kind. Na echtscheiding houden in de regel beide ouders het gezamenlijk gezag, zijn zij beiden wettelijk vertegenwoordiger en beslissen beiden over de behandeling. Alleen als het gezag aan één ouder is toegewezen, is dit anders. Vaak begeleidt één ouder het kind bij een logopediebehandeling. Bij een noodzakelijke, niet-ingrijpende of gebruikelijke behandeling mag de logopedist dan de toestemming van de andere ouder veronderstellen, tenzij er aanwijzingen zijn voor het tegendeel. In alle andere gevallen moet de logopedist expliciet vragen naar de toestemming van de andere ouder.
Zorginstellingen en ziekenhuizen moeten minimaal vijf jaar blijven loggen wie er toegang kreeg tot medische dossiers. Het ministerie van VWS voegt de eis toe aan het ‘Besluit Elektronische Gegevensverwerking door Zorgaanbieders’. In het besluit staat dat zorgaanbieders minimaal vijf jaar een log moet bijhouden van welke medewerkers op welk moment toegang hebben gehad tot het medisch dossier van een patiënt. Onder zowel de oude Wet Bescherming Persoonsgegevens als de AVG is het verplicht om toegangslogs bij te houden voor medische info, maar er was nog geen verplichte duur voor. Volgens het ministerie is het ‘belangrijk dat mensen regie hebben over hun gegevens’, en kunnen zij met de logs zien of ‘verwerkingen in het medisch dossier rechtmatig hebben plaatsgevonden’.
werkzaam in eerstelijns praktijk met contract en vast aantal uren. Zolang hierover geen afspraken in de arbeidsovereenkomst zijn opgenomen, moet je beschikbaar blijven voor het overeengekomen aantal uren. Hoewel je minder kunt werken, moet de werkgever deze uren gewoon uitbetalen. Min- en plusuren kunnen enkel verrekend worden als daar afspraken over gemaakt zijn.Ook kan de werkgever een werknemer niet verplichten om verlof op te nemen. Hiervoor zijn juist de diverse ondersteunende maatregelen genomen. Als de aanvraag van een ondersteunende uitkering zou worden afgewezen dat zou je in gesprek kunnen gaan over het opnemen verlof. Zonder toestemming van werknemer kan er geen verlof worden afgeschreven.
Bestaande studiekostenbedingen die betrekking hebben op onverplichte scholing blijven ook na 1 augustus 2022 rechtsgeldig. Logopedie valt niet onder de verplichte scholing.
Scholing die noodzakelijk is voor het verkrijgen van een diploma of certificaat waarover de medewerker bij eerste aanvang van de werkzaamheden al dient te beschikken om op grond van een wettelijke bepaling een functie te mogen uitvoeren valt – zoals blijkt uit pagina 4 van de MvA – in principe niet onder verplichte scholing. Onder verplichte scholing wordt – zoals blijkt uit pagina 10 van de MvT– niet verstaan beroepsopleidingen of opleidingen die medewerkers verplicht moeten volgen voor het verkrijgen, behouden of vernieuwen van een beroepskwalificatie, zolang de werkgever niet verplicht is deze aan te bieden aan de medewerker op grond van het Unierecht, het Nederlandse recht, een CAO of een regeling.
Deze beroepen zijn vastgelegd in de bijlage bij de Regeling vaststelling lijst gereglementeerde beroepen en gebaseerd op de beroepskwalificatierichtlijn. Dit betreft bijvoorbeeld artsen, apothekers, tandartsen, fysiotherapeuten, en ook de logopedisten.
Deze vraag werd tijdens het webinar Rechten en plichten arbeidsvoorwaarden in de praktijk door een van de deelnemers gesteld. De advocaten van Van As hebben dit uitgezocht en dit is hun antwoord:
‘Enerzijds is het geen bij wet, cao of Unierecht verplichte opleiding en mag een werkgever voor het behalen van dat certificaat/herregistratie dus een studiekostenbeding overeenkomen.
Anderzijds: stel dat vanuit de werkgever de verplichting wordt opgelegd dat een werknemer zijn werkzaamheden alleen mag uitvoeren als hij/zij beschikt over een certificaat/registratie in dat register, dan zou je kunnen beredeneren (richtlijn conform) dat werkgever de kosten van herregistratie dient te dragen en dus geen studiekostenbeding mag overeenkomen.
Meerdere advocaten van ons kantoor kwamen tot deze conclusie.
De vraag van deze week is werd gesteld naar aanleiding van de nieuwe Wet implementatie EU-richtlijn transparante en voorspelbare arbeidsvoorwaarden:
De AVG is de nieuwe Europese privacywetgeving. De AVG zorgt ervoor dat de privacyrechten van personen – of het nu patiënten zijn, of consumenten, of burgers – worden uitgebreid en versterkt. Zo kunnen personen straks aan organisaties vragen om hun persoonsgegevens te verwijderen. ook hebben organisaties toestemming nodig om persoonsgegevens te verwerken.
Vrijwel elke organisatie werkt met digitale persoonsgegevens. Dat geldt ook voor de logopediepraktijk. Informatie over de patiënt en de behandeling wordt ingevoerd in de computer. Ook zijn er koppelingen met internet, bijvoorbeeld de mogelijkheid voor patiënten om op de website van de praktijk online een afspraak te maken met een logopedist. Daarnaast is patiënteninformatie vaak elektronisch beschikbaar, bijvoorbeeld in het Elektronisch Patiëntendossier. Die digitalisering is handig. Maar het leidt soms ook tot heel vervelende incidenten; iedereen kent de berichten over persoonsgegevens die onbedoeld opeens online zichtbaar waren voor iedereen. De huidige privacywetgeving is niet toegesneden op de digitalisering. De AVG is dat wel.
Belangrijk is dat iedereen die met persoonsgegevens werkt, zich realiseert dat de dataveldjes op het beeldscherm persoonsinformatie betreft. Er is een verschil tussen gewone persoonsinformatie en bijzondere persoonsinformatie. De gewone persoonsinformatie betreft gegevens als naam, adres en telefoonnummer. Bijzondere persoonsinformatie betreft bijvoorbeeld afkomst, etnische afkomst, religie, politieke voorkeur of gegevens die met gezondheid te maken hebben. Met alle persoonsinformatie moet je zorgvuldig omgaan, maar voor bijzondere persoonsinformatie gelden extra waarborgen. Dit soort informatie mag je alleen bezitten en verwerken als daar een reden voor is. De logopedist zal meestal een reden hebben om over gezondheidsgegevens te beschikken. Maar om over deze informatie te beschikken, is toestemming nodig van de persoon om wie het gaat. Stel dat iemand die nog geen patiënt is naar een logopediepraktijk mailt dat zij denkt dat ze dyslexie heeft en overweegt een afspraak te maken. Een logopedist registreert die gegevens misschien al, want dat is handig als het inderdaad tot een afspraak komt. Dat mag niet volgens de AVG, want de vrouw in kwestie heeft geen toestemming gegeven. Ze heeft zich weliswaar vrijwillig gemeld, maar dat is niet voldoende. Zo’n probleem kun je bijvoorbeeld praktisch oplossen door op het contactveld op de website een algemene voorwaarde toe te voegen, waarin deze toestemming opgenomen is. Zo zijn er tal van voorbeelden waar logopedisten mee aan de slag moeten om te voldoen aan de AVG.
Iedereen die met persoonsgegevens werkt, moet zich houden aan de AVG. Als logopedisten in loondienst werken, moet hun werkgever ervoor zorgen dat zij werken volgens de AVG. De werkgever, bijvoorbeeld een ziekenhuis, een onderwijsinstelling of een praktijkhouder, zal de werknemers een geheimhoudingsverklaring voorleggen. Ook zal de werkgever andere maatregelen nemen, bijvoorbeeld om de toestemming van patiënten of leerlingen te waarborgen. Wie zelfstandig werkt, moet dit zelf regelen. Het maakt dan niet uit of je werkzaam bent als praktijkhouder of bijvoorbeeld als coach. Dit geldt voor alle zelfstandigen, al dan niet met personeel, die met persoonsgegevens werken. Het betekent bijvoorbeeld dat je een zogenaamde verwerkersovereenkomst moet sluiten met de leveranciers van de software die gebruik wordt. Wie werknemers heeft, zal hen vragen een geheimhoudingsverklaring te tekenen. Ook moeten zelfstandig werkende logopedisten – of ze nu in hun eentje werken of logopedisten in loondienst hebben – hun privacybeleid publiceren op hun website. Hierin zal ondermeer vermeld zijn dat patiënten of cliënten het recht hebben om hun gegevens uit de bestanden te verwijderen.
Onderstaand antwoord komt uit een interview voor het Tijdschrift voor Logopedie met Rob Stadt, Functionaris voor de Gegevensbescherming (FG) bij de brancheorganisatie voor fysiotherapeuten, het KNGF.
Een privacyverklaring is bedoeld om betrokkenen, zoals patiënten of cliënten, te informeren over de manier waarop een zorgverlener of een instelling met persoonsgegevens omgaat. Er moet bijvoorbeeld in staan welke gegevens worden vastgelegd en met welk doel dit gebeurt, hoe de gegevens worden beveiligd en aan wie ze eventueel worden verstrekt. Ook staat in de privacyverklaring hoe lang de gegevens bewaard worden. De rechten van de betrokkene zijn ook een belangrijk onderdeel van de privacyverklaring’, zegt Stadt. ‘Zo heeft de betrokkene bijvoorbeeld recht op het intrekken van zijn toestemming en op inzage, correctie en verwijdering van de gegevens.’ Op NVLF.nl staat wat er in een privacyverklaring moet worden vermeld, je vindt daar ook een format die u kunt gebruiken. De uiteindelijke inhoud bepaal je als logopedist zelf.’ aldus Stadt. ‘Stel dat je als logopedist in het kader van een wetenschappelijk onderzoek persoonsgegevens verstrekt aan een andere partij. Dan moet je dat melden in je privacyverklaring. Hiervoor moet de betrokkene expliciet toestemming geven. Die toestemming kan dus ook weer worden ingetrokken.’
Onderstaand antwoord komt uit een interview voor het Tijdschrift voor Logopedie met Rob Stadt, Functionaris voor de Gegevensbescherming (FG) bij de brancheorganisatie voor fysiotherapeuten, het KNGF.
Dat moet. Dit geldt zowel voor nieuwe cliënten als voor bestaande cliënten. Zij moeten op de hoogte worden gebracht van het privacybeleid. Op basis van de inhoud van de privacyverklaring wordt de betrokkene in staat gesteld om vooraf een afweging te maken of de persoonsgegevens in vertrouwen kunnen worden verstrekt of niet. Dit kan door de privacyverklaring op de website te plaatsen en op te hangen in de wachtruimte. Hoewel dat niet wordt voorgeschreven, kun je overwegen om een privacyverklaring te laten tekenen. Het is belangrijk dat je overtuigd bent dat de inhoud voor de betrokkene duidelijk is. Bij eventuele conflicten kan het een voordeel zijn als je cliënt de overeenkomst heeft ondertekend.
Een verwerkersovereenkomst is wettelijk verplicht als een zorgaanbieder een derde partij inschakelt die persoonsgegevens verwerkt namens de zorgaanbieder, bijvoorbeeld de leverancier van het cliënten/patiëntendossier. Veelal wordt de overeenkomst opgesteld door de EPD-leverancier. In de overeenkomsten met de zorgverzekeraars zijn de verplichtingen opgenomen. Hiervoor hoeft geen extra verwerkersovereenkomst afgesloten worden.
Onderstaand antwoord komt uit een interview voor het Tijdschrift voor Logopedie met Rob Stadt, Functionaris voor de Gegevensbescherming (FG) bij de brancheorganisatie voor fysiotherapeuten, het KNGF.
Een logopedist met een eigen praktijk is zelf verwerkingsverantwoordelijke. Voor logopedisten in loondienst, of dat nu bij een logopediepraktijk of bij een school of een zorginstelling is, geldt dat het management van de organisatie verwerkingsverantwoordelijke is. ‘Een van de taken van de verwerkingsverantwoordelijke is ervoor zorgen dat de medewerkers zich bewust zijn van de regels ten aanzien van de bescherming van persoonsgegevens’, zegt Stadt. Bewustwording is essentieel, stelt hij. ‘Als er dingen fout gaan, bijvoorbeeld gegevens die in handen van onbevoegden terecht komen, is dat bijna altijd een gevolg van menselijk handelen. Iemand is slordig en laat bijvoorbeeld een wachtwoord slingeren. De praktijkhouder of de instelling is hier verantwoordelijk voor en moet zorgen dat het niet gebeurt. Zorg dat je voldoet aan de norm voor informatiebeveiliging voor de sector zorg, NEN7510.’
Onderstaand antwoord komt uit een interview voor het Tijdschrift voor Logopedie met Rob Stadt, Functionaris voor de Gegevensbescherming (FG) bij de brancheorganisatie voor fysiotherapeuten, het KNGF.
In de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO) staat met wie welke informatie gedeeld mag worden. Dat verandert niet. ‘Wel is het zo dat de rechten van betrokkenen in de AVG meer expliciet worden (bijvoorbeeld over wie wel en wie niet binnen een organisatie toegang hebben tot dossiergegevens) en dat nog niet ieder EPD daar klaar voor is. Zonder extra maatregelen (zoals versleuteling) is het gelet op de risico’s niet verstandig om vertrouwelijke gegevens via e-mail uit te wisselen en is het bijvoorbeeld beter om een SMS te gebruiken als je iemand aan zijn afspraak wilt herinneren. Zorgverleners kunnen veilig met elkaar communiceren via Siilo, een soort whatsapp. Ook zijn er beveiligde regionale netwerken voor zorgverleners. ‘Zorg voor een goede verwerkersovereenkomst als je hiervan gebruikmaakt’, adviseert Stadt. Hetzelfde geldt voor het verzenden van videobeelden van bijvoorbeeld observaties. Nooit als bijlage bij een e-mail, maar ook dan alleen versleuteld en via diensten die voldoende waarborgen bieden en ook zelf voldoen aan de AVG. Omdat deze partijen dan de rol van verwerker hebben, is ook hiermee een verwerkingsovereenkomst nodig. Dossiergegevens zijn bijzondere persoonsgegevens en die kunnen niet zomaar worden gedeeld met iemand die geen behandelrelatie in de zin van de WGBO heeft. En stel dat één van je cliënten zelf aangeeft dat hij het prima vindt om inhoudelijke informatie met jou te delen via e-mail? Stadt: ‘Het is dan verstandig de cliënt te wijzen op de risico’s en het niet te doen’.
Op grond van de WGBO geldt een dossierplicht voor de logopedist (artikel 7:454 Burgerlijk Wetboek). Dit houdt in dat een dossier moet worden bijgehouden waarin aantekeningen staan over de gezondheid van de patiënt, informatie over de uitgevoerde verrichtingen en andere gegevens voor zover dit voor een goede zorgverlening noodzakelijk is. De AVG kent een vergelijkbare bepaling. Persoonsgegevens over de gezondheid en religieuze of levensbeschouwelijke overtuigingen zijn bijzondere categorieën van persoonsgegevens. Deze gegevens mogen worden verwerkt dus vastgelegd o.a. als dit noodzakelijk is voor het verstrekken van gezondheidszorg (artikel 9 lid 2 sub h AVG). Als het voor een goede zorgverlening noodzakelijk is om dit gegeven vast te leggen, is het toegestaan. Het is aan de behandelend logopedist om dit te bepalen.
Ervan uitgaande dat het hier gaat om medische gegevens, op grond van de AVG heeft de betrokkene, i.c. de patiënt, recht op gegevenswissing (‘recht op vergetelheid’) als: de persoonsgegevens niet langer nodig zijn voor het doel waarvoor deze zijn verzameld: dit gaat hier niet op want de wetgever heeft in de WGBO expliciet opgenomen dat medische gegevens ten minste vijftien jaar moeten worden bewaard de patiënt de toestemming heeft ingetrokken en er geen andere rechtsgrond is voor de gegevensverwerking: er is een andere rechtsgrond dan toestemming, namelijk noodzakelijk voor het verstrekken van gezondheidszorg, zie artikel 9 lid2 sub h AVG de betrokkene bezwaar maakt tegen de verwerking overeenkomst artikel 21 AVG. In dat geval dient een belangenafweging te worden gemaakt, zie artikel 21 lid 1 AVG. Goed zorgverlenerschap kan met zich meebrengen dat de medische gegevens niet worden vernietigd de persoonsgegevens zijn onrechtmatig verwerkt: hier niet aan de orde de persoonsgegevens moeten worden gewist op grond van wetgeving: integendeel, zie bewaartermijn van vijftien jaar in de WGBO (artikel 7:454 lid 3 Burgerlijk Wetboek) de persoonsgegevens zijn verzameld in verband met een aanbod van diensten van een informatiemaatschappij: niet aan de orde.
Ja. Uitzondering geldt als er reden is om aan te nemen dat de lijn wordt afgeluisterd. Dat zou schending van het medisch beroepsgeheim kunnen opleveren. Dit staat los van de AVG.
Advies: als het gegevens bevat die voor een goede zorgverlening noodzakelijk zijn, kan het op grond van de dossierplicht worden toegevoegd in het EPD. Zo nee, vraag dan aan de patiënt wat de bedoeling is. De patiënt heeft op grond van de WGBO het recht om een verklaring te laten toevoegen aan het medisch dossier (zie artikel 7:454 lid 2 Burgerlijk Wetboek). Als het daar niet om te doen is, informeer de patiënt dat de gegevens worden vernietigd. Het is niet wenselijk om over meer (medische) persoonsgegevens te beschikken dan noodzakelijk gelet op het doel waarvoor deze zijn verzameld. Of anders gezegd, als u onnodig over vertrouwelijke gegevens beschikt bent u hiervoor ook verantwoordelijk.
De verwerkingsverantwoordelijke moet, rekening houdend met de stand van de techniek, de uitvoeringskosten alsook met de aard, de omvang, de context en de verwerkingsdoeleinden en de qua waarschijnlijkheid en ernst uiteenlopende risico’s voor de rechten en vrijheden van personen passende technische en organisatorische maatregelen nemen om een op het risico afgestemd beveiligingsniveau te waarborgen (zie artikel 32 AVG). Kort gezegd, de informatie kan het beste via een beveiligde verbinding zoals gebruikelijk in de zorgsector worden ontvangen. Dat hoeft geen aparte inlog te zijn, maar kan ook een versleutelde e-mailverbinding zijn mits voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 32 AVG. Nb. Wat vandaag als veilig wordt gezien, kan over enkele jaren uit de gratie zijn omdat het gezien de beveiligingsmogelijkheden alsdan niet langer als voldoende veilig wordt beschouwd.
De Stichting Nederlands Normalisatie-instituut heeft een aantal beveiligingsnormen ontwikkeld; de NEN 7510, de NEN 7512 en de NEN 7513. De NEN 7512 en NEN 7513 vormen een uitwerking van de NEN 7510. De NEN 7510 bevat richtlijnen en uitgangspunten voor informatiebeveiliging in de zorg. De NEN 7512 ziet op de vertrouwensbasis bij elektronische communicatie in de zorg. De NEN 7513 biedt een norm voor logging. Op grond artikel 32 lid 1 AVG moet de verwerkingsverantwoordelijke, rekening houdend met de stand van de techniek, de uitvoeringskosten alsook met de aard, de omvang, de context en de verwerkingsdoeleinden en de qua waarschijnlijkheid en ernst uiteenlopende risico’s voor de rechten en vrijheden van personen passende technische en organisatorische maatregelen nemen om een op het risico afgestemd beveiligingsniveau te waarborgen. Zorgaanbieders, waaronder logopediepraktijken, zijn gehouden om bij aanvang van de behandeling de identiteit en het burgerservicenummer van de patiënt vast te stellen en de aard van het door de patiënt getoonde legitimatiebewijs en nummer daarvan te registreren in de administratie (artikelen 5 en 6 lid 2 Wet gebruik burgerservicenummer in de zorg (wbsn-z)). Ook is het verplicht om het burgerservicenummer van de patiënt vast te leggen (artikel 8 wbsn-z). In de wbsn-z is vastgelegd dat bij ministeriële regeling kan worden bepaald aan welke beveiligingseisen deze gegevensverwerking moet voldoen (artikel 10 wbsn-z). De minister van VWS heeft bij Regeling gebruik burgerservicenummer in de zorg d.d. 26 mei 2008 nadere regels gesteld omtrent het gebruik van het burgerservicenummer in de zorg. Artikel 2 van deze regeling vereist dat de gegevensverwerking als onder andere bedoeld in artikel 8 wbsn-z voldoet aan de NEN 7510. Uit de definitie van NEN 7510 in deze regeling volgt dat hieronder mede de uitwerkingen in de NEN 7511 en 7512 is begrepen (artikel 1 Regeling gebruik burgerservicenummer in de zorg). Het is dus voor een logopediepraktijk verplicht om te voldoen aan deze NEN-normen en daarbij wordt hiermee tevens invulling gegeven aan de verplichtingen uit de AVG om voldoende beveiligingsmaatregelen te nemen.
Nee, er hoeft door medewerkers geen extra geheimhoudingsverklaring te worden getekend. De AVG en WGBO (medisch beroepsgeheim) verplichten tot geheimhouding.
De AVG geldt op alle persoonsgegevens die in de logopediepraktijk worden verwerkt dus ook voor ‘oude’ dossiers. De gegevens mogen niet langer worden bewaard dan noodzakelijk is gelet op het doel waarvoor deze verzameld zijn. De WGBO geeft een concretere invulling van de bewaartermijn, namelijk gedurende 20 jaar na afloop van de behandeling, tenzij goed hulpverlenerschap een langere bewaartermijn met zich meebrengt. Voor gegevens van een minderjarige geldt dat deze termijn begint te lopen vanaf de leeftijd van 18 jaar. Na de termijn moeten de gegevens vernietigd worden, behoudens de genoemde uitzondering;
Een FG is verplicht als de verwerkingsverantwoordelijke o.a. hoofdzakelijk is belast met grootschalige verwerking van bijzondere categorieën van gegevens uit hoofde van artikel 9 AVG (artikel 37 lid 1 sub d AVG). Dit betreft o.a. medische gegevens en dat betekent dat een logopediepraktijk een FG zou moeten aanstellen. Er worden immers hoofdzakelijk medische gegevens verwerkt. De Autoriteit Persoonsgegevens heeft het standpunt ingenomen dat bij gegevensverwerking door een individuele arts geen FG hoeft te worden aangesteld (zie website Autoriteit Persoonsgegevens). Naar analogie zal dat ook voor de logopedist gelden die een eenmanszaak heeft. Het is nog niet bekend of het daadwerkelijk nodig is dat relatief kleine praktijken, denk aan een maatschap van twee logopedisten met bijvoorbeeld een medewerker, ook een FG moeten hebben.
KNMG richtlijnen voor omgang met medische gegevens en de adviezen die ze geeft specifiek voor e-mail. met links naar o.a. de richtlijn omgang met medische gegevens). Het gaat hier met name om gedragsregels passend bij de wet- en regelgeving en niet zozeer om de technische uitwerking.
U dient uitdrukkelijke toestemming van ouders of de patiënt te hebben voor het plaatsen van foto’s op internet. U moet onder de AVG ook kunnen aantonen dat hiermee is ingestemd. Wij adviseren dan ook om deze toestemming schriftelijk vast te leggen.
Een kwaliteitskring is geen juridische entiteit (rechtspersoon of natuurlijke persoon) en valt niet onder de werking van de AVG.
Maak gebruik van de handige A4 poster om aan te tonen dat u AVG-proof bent. Download de poster en hang hem vervolgens op een zichtbare plek in uw praktijk.
Verwijzingen mogen worden gescand en digitaal worden bewaard. Wel is het van belang dat de verwijzing goed leesbaar is en de authenticiteit voldoende gewaarborgd is.
Antwoord AVG-Helpdesk Zorg, Welzijn en Sport: Een logopedist is een zorgaanbieder (artikel 34 wet BIG en artikel 1 Wkkgz) en mag (en is soms zelfs verplicht) daarom een identiteitsnummer van een patiënt vast te leggen. (Zie hiervoor artikel 4 t/m 8 Wet aanvullende bepalingen verwerking persoonsgegevens in de zorg). Waarbij in artikel 8 van de Wet de verplichting staat om het bsn vast te leggen.